Page 448 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 448
Figuur 1 Coevorden: Overzichtstekening van de opgravingsputten van Renaud. Put 10 (onderaan de tekening) loopt nog verder door en staat niet volledig weergegeven. Op de tekening is de begrenzing van de veronderstelde motteheuvel te zien. De uitbreiding van het platform rond 1400 is ook zichtbaar. Links op de tekening staan de fundamenten van een toren afgebeeld.
Rond 1400 heeft een grote verbouwing van de burcht plaatsgevonden. Men heeft toen de motte afgetopt en het middenterrein vergroot. Gebouwsporen van de constructies op de motte zijn bij deze ingreep verloren gegaan. Tijdens de verbouwing van het kasteel heeft men niet alleen het platform vergroot, maar ook een grote ronde toren gebouwd. Zoals onder het kopje 'geschiedenis' wordt behandeld, is deze toren naar alle waarschijnlijkheid één van de vier hoektorens van een vierkant of rechthoekig kasteel. Het nieuwe platform waarop het kasteel stond werd omringd door houten beschoeiingen en naar buiten gerichte staketsels.179
Gedurende dit promotieonderzoek zijn door opmerkzaamheid van Michiel Rooke (NAD Nuis) en Vincent van Vilsteren (Drents Museum) de opgravingstekeningen en -documentatie van de opgravingen van Renaud teruggevonden. Behalve de reeds bekende vlaktekening gaat het hier voornamelijk om profiel- en detailtekeningen. Het past niet binnen het tijdsbestek van dit promotieonderzoek om deze opgraving volledig uit te werken. De grote vraag is uiteraard wat de uitwerking van zo’n opgraving toevoegt aan de bestaande kennis. Want hoewel de opgravers destijds gedetailleerd de sporen hebben getekend, kunnen de tekeningen slechts ten dele worden gebruikt. In tegenstelling tot moderne opgravingen hebben de archeologen op hun opgravingstekening geen spoornummers uitgedeeld, geen sporen beschreven en nauwelijks vondstnummers geregistreerd. En dit zijn nu juist de gegevens die nodig zijn om de functies van en de chronologische verhouding tussen de gevonden sporen te begrijpen. Hoewel specifieke bestudering wellicht toch nieuwe gegevens op kan leveren, blijft de fasering, zoals deze is geschetst door Janssen in 2009, overeind.
179 Janssen 2009: 103-106. 446