Page 450 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 450

                                mee te reizen in het bisschoppelijke gevolg. Bij terugkomst in Coevorden overhandigde de bisschoppelijke bezetting het kasteel weer aan de burggraaf. Met dit gebruik komt nadrukkelijk de band tussen leenheer en leenman tot uiting. Rond 1200 kwam mogelijk aan dit gebruik een einde, want toen droeg de bisschop de wereldlijke rechtspraak in het vierde bisschopsjaar over aan de door hem aangestelde schout van Eelde.183
Over het uiterlijk van het kasteel Coevorden ten tijde van de burggravendynastie is weinig vermeld in geschreven bronnen. De anonieme schrijver van de Narracio stelt dat er in 1229 een voorburcht was waar een molen stond. Deze voorburcht werd door een brug en een poort met de hoofdburcht verbonden.184
Vanaf het episcopaat van Hartbert tot aan de verovering van het kasteel door Frederik van Blankenheim bleef Coevorden in theorie een bisschoppelijk kasteel dat in leen was gegeven aan het nageslacht van Harberts jongste broer. In de praktijk werd Coevorden het stamkasteel van de Van Coevordens. Dit geslacht probeerde vanaf het einde van de twaalfde eeuw zijn machtspositie te versterken ten koste van het bisschoppelijke gezag. De houding van de Van Coevordens leidde tot conflicten met de bisschop, waardoor kasteel Coevorden meerdere keren is belegerd en uit het bezit van de Van Coevordens is geraakt. De Coevordenaren wisten het kasteel steeds weer terug te krijgen.185 Hun zelfstandigheid werd nog vergroot toen – waarschijnlijk in de eerste helft van de veertiende eeuw – de burggraaf van Coevorden het kasteel in pand kreeg. Toen bisschop Frederik van Blankenheim deze pandsom wilde inlossen, weigerde burggraaf Reinoud dit, waarop Frederik het kasteel succesvol belegerde en het zo weer in bisschoppelijk bezit bracht. Frederik stelde daarna op het kasteel een niet- erfelijke ambtman aan die verantwoordelijk was voor de rechtspraak in Drenthe.186
Bisschop Frederik van Blankenheim liet na de verovering een nieuw kasteel Coevorden bouwen. Van dit gebouw zijn verschillende inventarissen bewaard gebleven, waarin per ruimte alle bezittingen van de bisschop staan beschreven. Deze documenten zijn steeds vervaardigd na de aanstelling van een nieuwe kastelein. Janssen heeft deze inventarissen, daterend uit de periode 1413-1450, gebruikt om de ronde te reconstrueren die men liep gedurende het opstellen daarvan. Zo kon hij ook overzicht verkrijgen in de ruimten en gebouwen die op kasteel Coevorden aanwezig waren.
De belangrijkste conclusie uit de analyse van Janssen is dat de hoofburcht van kasteel Coevorden in de vijftiende eeuw vierkant of rechthoekig van vorm was. In iedere inventaris noemt de opsteller namelijk steeds vier bergvreden of torens die op de hoeken van de hoofdburcht moeten hebben gestaan. Ze zijn vernoemd naar een locatie of richting, namelijk de brugtoren, de Drentse, Sallandse en Twentse toren. In de torens stond voornamelijk militair materieel, hoewel de Drentse toren ook werd gebruikt als tolhuis. Op de Sallandse toren woonde waarschijnlijk een wachter, want daar waren een bed, een haard en een hoorn aanwezig. De kern van het kasteel werd gevormd door het huis, dat bestond uit een kelder, begane grond en een zolder. Waarschijnlijk behoorden de keuken, bakkerij, kelder, bottelarij, bakhuis, gevangenis, zolder, zolder boven de hal, vleeshuis, drostenkamer en dameskamer tot deze kern, want zij werd steeds achter elkaar genoemd. Verder stond op de hoofdburcht een poortgebouw, dat volgens Janssen apart zal hebben gestaan.187
Vanaf 1416 noemen diverse opstellers verschillende ruimten waarvan de locatie niet duidelijk is: de nedersten kamer, de kamer onder de trap, het blokhuis, op den bone boven de kamer en op de planken. Daarnaast vermeldt een opsteller in 1413 Peter Poirters Spijker in het Oversten huyse. In 1442 komt alleen de vermelding van bouhuys als vertrek voor. Janssen vermoedt dat het vertrek de nedersten kamer diende als slaapkamer voor de bisschop, aangezien daar in 1442/1450 naar wordt gerefereerd als ‘mijne heren bedde’.188
183 Zie ‘Waterburcht’ in de catalogus en paragraaf 3.3.
184 Van Rij 1989: 67.
185 Tromp 1985.
186 Zie kopje ‘bezetting eigenkastelen’.
187 Janssen 2009: 109-111.
188 Janssen 2009: 107-112.
 448






















































































   448   449   450   451   452