Page 444 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 444
onderzoek bleken de aangetroffen fundamenten te corresponderen met de verwachting. Omdat het onderzoek non-destructief was, konden de archeologen geen dateringen geven aan de aangetroffen fundamenten. Tot de middeleeuwse fasen rekenden zij de restanten van een mogelijke zaaltoren met de afmetingen van 20 x 12,5 meter buitenwerks en een mogelijke vijftiende-eeuwse zijvleugel van 15 x 15 meter buitenwerks. Mogelijk dat de oudste fase al teruggaat tot de twaalfde eeuw, want op het terrein werden restanten van tufsteen aangetroffen.154
Bouwgeschiedenis: -
Iconografie: De archeologen die in 2010 veldwerk verrichtten naar Buckhorst hebben in hun rapportage verschillende kasteelportretten geanalyseerd.155 Ze vermoeden dat de zaaltoren die op tekeningen van Pronk en De Haen zichtbaar is uit de elfde of twaalfde eeuw stamt (zie bijvoorbeeld figuur 1 Buckhorst). Deze datering is niet gebaseerd op archeologie, waardoor hij minder sterk is, zoals de archeologen zelf ook aangeven. Wel is duidelijk dat dit gekanteelde gedeelte dateert uit de middeleeuwen, aangezien het bouwsel een aanzienlijk stuk robuuster is dan de aangrenzende gebouwen. Een ander middeleeuws gedeelte dat zichtbaar is op de tekeningen, is de dwarsvleugel. Volgens de archeologen is de vleugel in 1422 door Johan III van Buckhorst gebouwd. Waarop zij deze veronderstelling baseren is onduidelijk.
Geschiedenis: De familie Van Buckhorst behoorde in de twaalfde eeuw tot de edelvrije stand. In 1133 trad een lid van het geslacht Van Buckhorst voor het eerst op als getuige in een oorkonde. Rudolf van Steinfurt verklaarde in dat charter dat hij zijn goederen in Vollenhove schonk aan de kerk in Letthe.156 Kasteel Buckhorst wordt voor het eerst in 1213 vermeld in een verloren gegane oorkonde waarvan het regest is opgesteld door baron Spaen rond 1779.157 In de betreffende oorkonde zou de Utrechtse bisschop Otto I van Gelre toestemming verlenen om kasteel Buckhorst te repareren en op te timmeren, maar met een muurdikte van slechts één steen.158 Deze toestemming viel samen met het verkrijgen van de lage rechtspraak. Bisschop Otto I verklaarde namelijk in datzelfde jaar dat alle horigen in de kerspelen Wilsem en Zalk, die woonden op de hoeven die toebehoorden aan Dirk en Hendrik van Buckhorst, uit de horigheid werden bevrijd. Eén van de voorwaarden was dat aan deze twee heren Buckhorst de lage rechtspraak werd toevertrouwd. De hoge rechtspraak bleef in handen van de bisschop.159 In 1213 was kasteel Buckhorst dus naast een stamkasteel ook het centrum van een lage heerlijkheid.
Als de heren van Buckhorst rond 1213 een bouwwerk hadden aangelegd zoals was afgesproken in de oorkonde, heeft dit niet lang gestaan. Bisschop Otto II van Lippe (1216- 1227) verwoestte de burcht samen met twee andere kastelen, die beiden Voorst heetten. Hij brandde Buckhorst plat, maar liet de toren staan. Reden van de toorn van Otto II waren lopende conflicten tussen hem en de graaf van Gelre over onder andere de hoge tolkosten bij Lobith. De heren van Buckhorst en Voorst hadden zich achter de graaf geschaard. Die had de inwoners van Salland opgestookt tegen de bisschop met het argument dat het een te zware belasting was om de bisschoppelijke paarden tweemaal per jaar te onderhouden.160 Volgens Beke, die zich op oudere bronnen baseert, hebben de borgmannen van de kastelen Buckhorst, Voorst I en Voorst II in naam van de graaf de Sallanders uiteindelijk overgehaald om zich tegen de bisschop te keren. ‘Want die borchsaten van dien castelen desen twist ierst hadden ghemaket ende hadden dat ghemene volc van Zallant ierst ghetroost totter onhoorsamheit.’161
De heren van Buckhorst hebben zich na de verwoesting van het kasteel met de bisschop
154 Warning & Jordanov 2010: 14.
155 Warning & Jordanov 2010: 14-20.
156 153 OSU I nr. 339; Gevers & Mensema 1983: 402-403 zeggen dat het geslacht Van Buckhorst volgens OBO I nr. 41 (zie aantekeningen aldaar) al in 1093 bestond. Zij zijn voorbij gegaan aan het feit dat deze oorkonde vals is.
157 Schaap 1981b: 221-224.
158 Schaap 1981b: 235.
159 OSU II nr. 613.
160 Van Rij 1989: 34-37.
161 Bruch 1982: 106.
442