Page 401 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 401
Dat de bisschop van Munster in vergelijking tot met die van Utrecht pas laat begon met de opbouw van zijn wereldlijk territorium zien we weerspiegeld in de bisschoppelijke kastelenpolitiek van het Sticht Munster. In het Utrechtse Sticht zagen we dat de bisschop al vanaf ongeveer 1060/1075 kastelen inzette als middel om zijn rechten veilig te stellen, zijn territoriale macht uit te bouwen en deze vervolgens te consolideren. Tot aan de tweede helft van de twaalfde eeuw lijkt de bisschop van Munster daar nog niet aan toe te zijn geweest. Hij bezat toen slechts enkele steunpunten. In de nederzetting Munster beschikte hij waarschijnlijk al vanaf het einde van de tiende eeuw over een paleis en vanaf 1115 over de burcht Dülmen.48 Bisschop Burchard (1092/1098-1118) liet dit kasteel bouwen ter bescherming van de weg tussen Munster en de Rijn tegen de graaf van Arnsberg-Werl en mogelijk ook tegen de graaf van Cappenberg. Hertog Lothar van Saksen verwoestte Dülmen echter in 1121. Kohl denkt dat dit een uiting is geweest van het versterkingsregaal: de bisschop zou de burcht gebouwd hebben zonder toestemming van de hertog. Er zou echter ook een ander motief achter deze daad kunnen zitten. Hertog Lothar was in deze periode bezig om een hele serie andere kastelen, waaronder Bentheim, te verwoesten omdat daar supporters van koning Hendrik V in woonden. Bisschop Burchard was ook een trouwe aanhanger van deze koning.49 Met de verwoesting van kasteel Dülmen voorkwam hertog Lothar dat de burcht als steunpunt tegen hem werd gebruikt. Daarna heeft de bisschop Dülmen weer laten herbouwen. Net als de Utrechtse kastelen werd Dülmen bewaakt door borgmannen, die op de Burgplatz woonden. De dienstlieden leefden op de voorburcht (Unterplatz). Het kasteel werd in 1305 veroverd door graaf Everhard van der Mark (gestorven in 1308) en is nadien niet meer in Munsterse handen geweest.50
Interesse in de opbouw van territoriale macht zien we volgens Kohl voor het eerst onder bisschop Frederik (1152-1168).51 Vanaf de start van zijn episcopaat begon deze bisschop met het verwerven van go- en vrijgraafschappen. In de kerspelen Emsbüren, Schepstorf en Hesepe blijkt hij aan het einde van de twaalfde eeuw een vrijgraafschap te bezitten, dat hij in leen aan de heer van Horstmar gaf. De opbouw van wereldlijke macht begon in het open gebied dat grensde aan het Sticht Utrecht. Bockhorst denkt dat de bisschop dit deed om de verbinding tussen het Friese deel van het diocees en het Westfaalse deel veilig te stellen. Daarmee nestelde hij zich in een gebied tussen het Sticht Utrecht en de stad Munster. In deze streek waren verschillende edelvrijen bezig hun territoriale macht te vestigen. Waarschijnlijk heeft ook bisschop Frederik een begin gemaakt met het beëindigen van de Teckelenburgse voogdij over Sticht en de stad Munster: dit werd uiteindelijk afgewikkeld onder zijn opvolger in 1173.52
Met dat al beschikte de bisschop rond 1200 alleen nog maar over aaneengesloten bezit 6 (ongeveer het latere ambt Wolbeck) in en rondom de bisschopsstad zelf.53 In de gebieden
waar hij zijn wereldlijke aanspraken wilde versterken diende hij dus eerst overwicht te krijgen
ten opzichte van zijn concurrenten. Dit was geen eenvoudige taak in een landschap waarin
de machtsverhoudingen al door anderen waren bepaald. De grenzen van het Sticht Munster kregen als gevolg van deze situatie veel later vorm dan in het Sticht Utrecht.
Kastelenbouw was een belangrijk middel voor de bisschop van Munster om territoriale macht te vestigen. We zien dit terug in de bouw van kasteel Nienborg, dat in 1198 in opdracht van bisschop Herman II van Katzelenbogen (1174-1203) aan de Dinkel verrees.54 Deze moest dienen als steunpunt in noordwestelijk Munsterland. Met niet minder dan veertig borgmannen onder leiding van een drost, kon de bisschop zijn positie hier uitbouwen en verdedigen tegen edelvrije heren zoals die van Bentheim, Steinfurt en Horstmar. Het was een ringmuurversterking van zandsteen, met daarbinnen stenen huizen van de borgmannen
48 Kohl 1999: 19.
49 Kohl 1999: 90.
50 Kohl 1999: 29.
51 Bockhorst 1985: 29; Kohl 1999: 102-105. Nader onderzoek dient uit te wijzen of deze veronderstelling
van Kohl wellicht enige nuance behoeft. Bisschop Werner (1132-1151) bouwde namelijk al kasteel Lohn op een bisschoppelijke hof, volgens Kohl 1999: 36 om de westgrens van het Oversticht veilig te stellen. 52 Kohl 1999:112.
53 Kohl 1999: 554-556.
54 Kohl 1999: 114, 25, 30-31.
Conclusie
399