Page 326 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 326
324
zou betekenen dat ‘Duitse’ schippers niet meer via de Vecht hoefden te varen en dat ze hun goederen op de Deventer markten zouden gaan verkopen en niet op die van Zwolle.182
De aanleg van de oost-west stromende Schipbeek, haaks op de bestaande noord-zuid georiënteerde waterlopen, dalvormige laagten, broeken en vlieren, heeft de afwatering van grote delen van zuidelijk Salland en Twente sterk verbeterd. Bovendien werd met deze nieuwe beek – de naam zegt het al – de scheepvaartverbinding tussen het bestuurlijk en economisch centrum Deventer en zijn achterland aanzienlijk bevorderd. De waterhuishouding in ons studiegebied is door dit project ook ingrijpend gewijzigd getuige diverse kaarten die uit de periode 1571-1850 van de Schipbeek zijn overgeleverd.183 Het is bijvoorbeeld opmerkelijk dat op de oudste kaarten de gegraven Molenbeek als bovenloop van de Regge wordt gezien en niet meer de waterstroom die vanaf Westervlier langs de stuwwal richting het noorden stroomde.184 De laatste waterloop werd op de kaarten uit de zestiende eeuw niet eens meer getekend. De Koningsbeek komt ook op geen enkele latere kaart meer voor. Veel later, in de achttiende eeuw, wordt tussen Westervlier en Diepenheim een nieuwe beek gegraven die vanaf dat moment de naam Regge draagt.185 Pas rond 1611 kwam de verbinding tussen de Schipbeek met de Molenbeek tot stand, de zogenoemde Markelse Schipbeek.186
Figuur 5.16: Uitsnede van een manuscriptkaart uit 1757 met daarop de ligging van waterlopen tussen Westervlier en Goor. De kaart is georiënteerd op het noorden. Volgens de vervaardiger van de kaart is een nieuwe beek tussen Diepenheim en Goor gegraven, maar is er ook een oude beek in de buurschap
182 Doornink 1935: 70-72.
183 Stadsarchief Deventer, archieftoegang Markelse schipbeek (702).
184 Stadsarchief Deventer, archieftoegang Markelse schipbeek (702)nrs. 170, 169,198, 190.
185 Stadsarchief Deventer, archieftoegang Markelse schipbeek (702)nrs. 172.
186 Schutten 1981: 33.
Hoofdstuk 5