Page 298 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 298
Hoofdstuk 5
vondsmateriaal daarentegen wel heel goed aan bij wat bekend is uit geschreven bronnen over kasteel Dale. Het kasteel Dale van de graven van Dale moet gedurende de dertiende eeuw namelijk zijn verdwenen.94
Figuur 5.2: Luchtfoto waarop de Burgstätte en de dubbele motte genaamd Fuchsspitze zichtbaar zijn.
De meest plausibele verklaring is, zoals Eggenstein reeds heeft voorgesteld, dat er sprake is geweest van een verplaatsing van kasteel Dale en dat we in de Fuchsspitze en Burgstätte het oudste kasteel Dale moeten zien. Daarbij moeten we ons realiseren dat de Burgstätte en de Fuchsspitze het kasteel Dale vormen van de voorouders van graaf Hendrik en dat het nieuwe kasteel Dale geen eigendom is geweest van de graven van Dale-Diepenheim en ook veel jonger is.95 De jongste vondsten van de Fuchsspitze en de Burgstätte worden in de dertiende eeuw geplaatst, dus waarschijnlijk is dit het moment geweest waarop kasteel Dale zijn functie verloor en Diepenheim uitgroeide tot stamkasteel. Deze veronderstelling sluit bovendien aan bij wat we in de geschreven bronnen tegenkomen, want in de goederenlijst van de graven van Dale-Diepenheim worden alleen twee borglenen van kasteel Dale genoemd en niet meer het kasteel zelf. Dat moet dus tussen 1188 en 1296/1307 buiten gebruik zijn geraakt.
Samenvattend kunnen we stellen dat de Zuidwest-Twentse kastelen wat eigendom en ontwikkeling betreft verschillende fasen hebben gekend. De oudste kastelen – Goor, Diepenheim-I en Diepenheim II – werden al in de twaalfde eeuw bewoond door hoge adel. Betreffende Goor heeft het kasteel behalve als residentie van de heer van Goor ook als bisschoppelijk kasteel gefunctioneerd; kasteel Diepenheim kreeg die functie in 1331. De borgmanshuizen dateren daarentegen uit de veertiende eeuw of later. Door gebrek aan archeologische en historische bronnen is het lang niet altijd duidelijk wanneer deze borgmanshuizen zijn uitgegroeid tot kasteel.
94 Zie paragraaf 5.10 over grondbezit.
95 Song & Eggenstein 2012: 116.
296