Page 214 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 214
212
Hoofdstuk 3
Wezenberg, Nijenhuis en Bredenhorst lieten hun kastelen bouwen in het rivierenlandschap van de IJssel of in het Sallandse keileem- en dekzandlandschap, bij voorkeur in of op de grens met een beekdal. Ze lagen allemaal in de buurt van landroutes en soms ook waterwegen. Van de huizen Zuthem, Boxbergen en Krijtenberg weten we niet zeker of ze in de middeleeuwen een vorm van versterkingsarchitectuur hadden.
Deze kasteelheren kregen vanaf ongeveer het midden van de veertiende eeuw tegenspel van de bisschop en de Sallandse steden. Zoals eerder uiteengezet leidde dit tot de ontmanteling van de zwaarste bouwwerken en de beperking van militair-functionele architectuur bij edelmanswoningen. Zo braken de bisschop en de Sallandse steden de macht van de kasteelheer van Voorst na de verovering van de burcht in 1362. De steden belegerden de kastelen Duur (1363), Hoenlo (1370) en Wezenberg (1372). Regelmatig vonden er inspecties plaats bij edelmanshuizen-in-aanbouw. Bertold van Haersolte kreeg twee keer te maken met afgevaardigden van de Sallandse steden, namelijk toen hij Haersolte in 1366 wilde versterken en in 1368 toen hij in Mastenbroek een kasteel wilde bouwen. Hoe deze bezoeken zijn afgelopen, is niet overgeleverd. Van een andere kastelenbouwer in Mastenbroek, de edelman Ludiken van Eerde, is bekend dat hij na overleg met Deventer toch maar afzag van de bouw. In 1373 sloopten de Deventenaren het kasteel-in-aanbouw van Lambert Rethering. De steden zijn ook bij Westenrode poolshoogte wezen nemen, maar het is onduidelijk of dit gevolgen heeft gehad voor de bouwwerkzaamheden.
Hoe mochten de edelmanshuizen er dan wel uitzien volgens de bisschop, Zwolle, Deventer en Kampen? We kennen twee voorbeelden van opgegraven huizen met beperkte verdedigingsarchitectuur, namelijk Kranenburg en Werkeren. De hoofdburcht van de Kranenburg is rond 1375 gebouwd van hout. Het kasteeleiland werd omringd door twee grachten. Bij het in 1367 gebouwde kasteel Werkeren, de opvolger van Voorst-III, werd de bakstenen zaaltoren tevens omringd door een dubbele gracht. We zien hier dus dat aan de eis om minder grachten aan te leggen, is voldaan. Waarschijnlijk mochten de edellieden ook geen sterke hoofdburchten meer bouwen; mogelijk is Kranenburg daarom in hout opgetrokken en had de zaaltoren van Werkeren vermoedelijk een beperkte muurdikte.
Tot een geheel andere categorie versterkingen behoren het Bolwerk bij Deventer, de Swormertoren, de Yperenberg en het Koerhuis. Deze fortificaties zijn door de Deventenaren aangelegd. De gebouwen vormden onderdeel van de landweren om de stad Deventer en van de Sallandse landweer. Deventer legde deze versterkingen aan in de periode toen de Sallandse steden en de bisschop probeerden de bisschoppelijke territoriale macht te herstellen. De versterkingen hadden in eerste instantie een militaire functie en vertonen een duidelijke relatie met de ligging van de grens van het Oversticht en wegen.
In het bovenstaande hebben we de ontwikkelingen van de regionale kastelenlandschappen vooral verklaard vanuit die van het territoriale kastelenlandschap. In hoeverre waren nu lokale en regionale factoren van invloed op de ontwikkeling van een regionaal kastelenlandschap? En hoe uitte zich dat in het fysieke landschap? We zullen in de volgende hoofdstukken daarom twee gebieden reconstrueren, namelijk de Hunenborg in Noordoost-Twente en de kastelen in en rondom Goor en Diepenheim in Zuidwest-Twente. Daarmee hopen we meer inzicht te krijgen in de wisselwerking tussen kasteel en landschap in de directe omgeving van de burchten.