Page 118 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 118

                                Hoofdstuk 2
en twaalfde eeuw al zodanig gevuld met oudere – en ook sterk gefossiliseerde – machts- en bezitsverhoudingen dat hier weinig ruimte was voor nieuwe grootgrondbezitters. Dat neemt niet weg dat de bisschop al wel in de volle middeleeuwen over goederen beschikte in het domaniale hartland en daar kastelen had kunnen bouwen. Toch heeft hij dit, voor zover bekend niet gedaan. Het is goed denkbaar dat de bisschop en waarschijnlijk ook de andere kastelenbouwers de relatief hooggelegen delen in het landschap minder aantrekkelijk vonden.
In de woldgebieden en broekgebieden aan de randen van dit oudland vinden we daarentegen wel burchten. Uit eerder onderzoek is gebleken dat op dit soort locaties in de loop van de volle middeleeuwen grootschalige ontginningsprojecten hebben plaatsgevonden. Eerst reguleerden de ontginners meestal de regionale afwatering door weteringen, dijken en sluizen aan te leggen. Daarna groeven ze uitgestrekte slootpatronen en zetten ze de natuurlijke moerasvegetaties om in vruchtbaar cultuurland. In Noordwest-Overijssel en Noord-Drenthe lijken de oudste woldontginningen uit de late tiende eeuw te dateren en waren deze aan het einde van de twaalfde eeuw grotendeels afgerond.215 In Zuidwest-Drenthe lijken de ontginningen in de late elfde eeuw te zijn gestart en waren ze in de twaalfde en dertiende eeuw op hun hoogtepunt.216 De kom- en broekgebieden van West-Salland zijn voor zover bekend tussen de twaalfde en veertiende eeuw aangepakt, die van Mastenbroek in de veertiende eeuw.217
Hoewel toekomstig onderzoek in deze ontginningsgebieden de chronologie van de bezitsverhoudingen, ontginningen en kasteelbouw nader dient te preciseren en kritisch te analyseren, is een verband waarneembaar tussen de aanleg van nieuwe kastelen en de grootschalige ontginningsbewegingen. Zoals gezegd heeft de bisschop als plaatsvervanger van de Duitse koning het wildernisregaal en dus de rechten op deze veenwildernissen verkregen. Hij kon op zijn beurt deze rechten overdragen op zijn kapittels of ministerialen. Deze instellingen en personen zouden dan als locatores, dat zijn een soort projectontwikkelaars, de ontginningen van deze gebieden kunnen aansturen zodat de wildernis werd omgezet tot productief cultuurland. De bisschop kreeg uit deze nieuw ontgonnen landerijen inkomsten, bijvoorbeeld de novale tienden. Ook de locatores konden genieten van de opbrengsten van dit nieuwe land.218 De relatie tussen kasteel en ontgonnen gebieden komt vooral in Mastenbroek duidelijk naar voren. Vlak na de in opdracht van de bisschop uitgevoerde verdeling van het pas ontgonnen land hebben in 1364 lokale heren geprobeerd om drie kastelen te bouwen in 1368/1369, namelijk Werkeren in opdracht van de heren van Voorst, Mastenbroek-Bertold in opdracht van Bertold van Haersolte en Mastenbroek-Ludiken in opdracht van Ludiken van Eerde.219 Mogelijk zijn deze kasteelheren hier niet neergezet als locatores, maar ontleenden ze hun claims aan ouder grondbezit.220 Werkeren werd aan de rand van de Mastenbroek gebouwd op grond van de heren van Voorst, en Bertold ontleende de rechten op grond aan het bezit van de hof te Haersolte. Ludiken ontleende mogelijk zijn claims aan familiebanden met de familie Van Oldeneel.221 Hij en waarschijnlijk ook Bertold hebben elk hun kasteel niet kunnen afbouwen, terwijl de heren van Voorst daar wel in zijn geslaagd.222
Het is een mogelijkheid dat er ook een meer indirect verband heeft bestaan tussen de opkomst van ministerialen en hun kastelen enerzijds en de nieuwe ontginningen anderzijds. Wanneer wildernissen in relatief korte tijd worden omgevormd tot relatief dicht bevolkte en agrarisch productieve ontginningslandschappen biedt dit vaak na verloop van tijd tal van economische perspectieven voor diverse bevolkingsgroepen, en dus ook voor machtshebbers. Hoewel de kolonisten in ontginningsgebieden over een relatief grote vrijheid beschikten bij de
215 Mol 2011; Zomer 2016.
216 Wever, i.v.
217 Spek et al. 1996: 55; Van der Pas & Zeiler 1995.
218 Buitelaar 1993; Spek 2004; lopend promotieonderzoek B. Wever (RUG-Kenniscentrum Landschap). 219 Zie catalogus voor een verdere beschrijving over de Mastenbroekkastelen.
220 Van der Pas & Zeiler 1995: 63.
221 Zie catalogus.
222 Zie hoofdstuk 3.
 116






















































































   116   117   118   119   120