Page 226 - Functional impairment and cues for rehabilitation of head and neck cancer patients -
P. 226
224
Chapter 10
NEDERLANDSE SAMENVATTING
Dit proefschrift heeft als doel het verder beschrijven van functionele stoornissen bij hoofd- halskankerpatiënten, het identificeren van relevante risicofactoren voor functieverlies en het verbeteren van de revalidatie. Dit met als uiteindelijk doel om kwaliteit van leven van hoofd- halskankerpatiënten verder te verbeteren.
Hoofdstuk 1 geeft een algemene inleiding over de epidemiologie van hoofd-halskanker, de behandeling ervan, de bijbehorende (functionele) toxiciteiten en reeds bestaande revalidatiestrategieën. Ondanks de inspanningen om de toxiciteit van de behandeling te minimaliseren door deze te combineren met geoptimaliseerde en geïndividualiseerde trainingsprogramma’s, is functieverlies in het hoofd-halsgebied na behandeling nog steeds een belangrijk probleem in het leven van hoofd-halskankerpatiënten. Dit suggereert dat er ruimte is voor optimalisatie.
In Hoofdstuk 2 wordt het verschil in patiënt-gerapporteerde slikfunctie tussen chirurgie en radiotherapie (RT) voor vroeg-stadium orofarynxcarcinoom (T1-2N0-2bM0) vergeleken. Het doel van deze studie was om beter geïnformeerde beslissingen te kunnen nemen over de keuze van de behandeling en om patiënten voorafgaand aan de behandeling beter te kunnen informeren over de te verwachten gevolgen van de beoogde behandeling wat betreft de slikfunctie. Voor deze studie werden gegevens gebruikt van een bestaande grote Britse prospectieve multicenter cohortstudie (HN5000). Patiënten die behandeld werden met RT (n = 150) hadden minder gunstige uitgangskenmerken dan degenen die een operatie kregen (n = 150). Na twaalf maanden rapporteerden RT-patiënten meer slikproblemen (35% vs. 23%, relatief risico 1,3; 95%-betrouwbaarheidsinterval 0,8-2,3, p = ,277), gecorrigeerd voor uitgangskenmerken. Bij chirurgie patiënten die adjuvante radiotherapie kregen (n = 78, 52%) was het aandeel met slikproblemen vergelijkbaar met patiënten die alleen met RT werden behandeld. We konden concluderen dat patiënten die met chirurgie worden behandeld een vergelijkbare mortaliteit hebben, maar minder slikproblemen rapporteren na de behandeling dan de RT-patiënten, hoewel dit voordeel statistisch niet significant was. Echter, meer dan de helft van de chirurgie patiënten kreeg ook adjuvante radiotherapie, waardoor het kleine voordeel wat betreft slikproblemen teniet werd gedaan. Het is daarom belangrijk om goede indicaties voor postoperatieve RT te definiëren en alleen patiënten voor chirurgie te selecteren die hoogst waarschijnlijk geen aanvullende radiotherapie nodig hebben.
Er zijn verschillende methoden beschikbaar om de slikfunctie te evalueren, zowel objectieve als subjectieve methoden. Objectieve methoden meten de fysieke slikfunctie, terwijl subjectieve uitkomsten de slikperceptie meten. Een test voor de slikcapaciteit waarin de verwerkingssnelheid van alle voedselconsistenties worden gemeten was nog niet beschikbaar. Daarom hebben we de Swallowing Proficiency for Eating And Drinking (SPEAD)-test ontwikkeld, waarbij de tijd die een proefpersoon nodig heeft voor het wegslikken van een dun-vloeibare, een dik-vloeibare en een vaste bolus wordt gemeten. In Hoofdstuk 3 staat beschreven hoe de haalbaarheid,