Page 209 - Balancing between the present and the past
P. 209
De politieke, economische en sociaal-culturele omstandigheden gaan bijvoorbeeld over welk politiek bestuurssysteem, welke economische mate van welvaart en welke sociale verhoudingen er waren ten tijde van het bestudeerde verschijnsel.
Het tweede onderdeel is leerlingen bewust maken van presentisme wanneer zij verschijnselen onderzoeken. Presentisme is het kijken naar het verleden met hedendaagse waarden, normen en kennis. Een aanpak die presentisme kan voorkomen, is het stimuleren van cognitieve conflicten bij leerlingen. Deze ontstaan wanneer leerlingen geconfronteerd worden met tegenstrijdige ideeën of wanneer aangereikte informatie botst met hun voorkennis (Johnson & Johnson, 2009). In een geschiedenisles kan dit worden gedaan door het verleden als iets “vreemds” te presenteren (Havekes et al., 2012; Logtenberg, 2012). Geschiedenisleraren kunnen bijvoorbeeld aan leerlingen vragen of kinderarbeid in het negentiende-eeuwse Nederland verboden was. Op deze manier komt naar voren hoe leerlingen naar het verleden kijken. Houden zij rekening met een historische context of kijken zij alleen vanuit hun eigen perspectief naar het verleden?
Het derde onderdeel is het stimuleren van historische inleving. Door bijvoorbeeld
een historisch persoon bij een verschijnsel centraal te stellen, kunnen leerlingen meer
inzicht krijgen in de historische context van een verschijnsel (Doppen, 2000; Foster,
1999; Wooden, 2008). In dit proefschrift wordt een onderscheid gemaakt tussen twee
vormen van historische inleving: het gebruik maken van affectieve connecties met
een historisch persoon en het onderzoeken van de rol en positie van een historisch
persoon in de maatschappij. Affectieve connecties gaan over herkenbare emoties voor
leerlingen, bijvoorbeeld het kunnen begrijpen dat je jouw ouders wilt beschermen
wanneer zij met ontslag worden bedreigd. Een meer cognitieve vorm van historische
inleving is het onderzoeken van de rol en positie van een historisch persoon. Is
de persoon afkomstig uit een elitaire familie? Is de persoon lid van een bepaalde
politieke partij of stroming? Dit soort vragen is belangrijk voor het verklaren van hoe 9 een persoon dacht en handelde in een specifieke situatie (Bermúdez & Jaramillo,
2001; Endacott & Brooks, 2013; Hartmann & Hasselhorn, 2008).
Het laatste onderdeel van het didactisch model betreft het inzetten van contextualiseren om verschijnselen te verklaren en interpreteren. Alleen leerlingen leren hoe zij een historische context moeten creëren, hen bewust maken van presentisme of laten inleven, is niet voldoende. Leerlingen moeten hiernaast ook
Samenvatting
207