Page 221 - Through the gate of the neoliberal academy • Herschberg
P. 221

door hogere standaarden aan te houden voor vrouwen dan voor mannen (2) en (additionele) twijfel over vrouwelijke kandidaten op te werpen of bestaande twijfel te versterken (3). Mijn observaties laten tevens zien dat commissieleden vrouwen vaker evalueren (en diskwalificeren) op basis van persoonlijke factoren als zelfstandigheid, ambitie, rolmodelschap en zelfs geloofwaardigheid (4 en 5). Vrouwelijke kandidaten moeten navigeren tussen stereotype vrouwelijk en mannelijk gedrag tijdens selectie- interviews. Tot slot laat mijn analyse zien hoe micropolitiek en individuele agenda’s een belangrijke rol spelen in collectieve besluitvorming en in het praktiseren van gender in groepsverband (6 en 7); de commissieleden die macht hebben, hebben de neiging om discussies te domineren en te strijden voor of tegen bepaalde kandidaten.
Discussie en conclusies
In hoofdstuk 6 bediscussieer ik de verschillende manieren waarop ongelijkheden worden ge(re)produceerd op basis van andere aspecten dan merites, zoals bijvoorbeeld sociale categorieën (bijv. gender of nationaliteit). Ik heb laten zien dat de macrocontext werving en selectie beïnvloedt, bijvoorbeeld door het toegenomen aantal tijdelijke onderzoeksprojecten en discoursen zoals excellentie en internationalisering. Ook op mesoniveau beïnvloedt bijvoorbeeld het werving- en selectiebeleid de praktijk van werving en selectie en reguleert het hoe en welke selectiecriteria worden toegepast. Verder laat ik in mijn proefschrift zien hoe commissieleden op microniveau, zowel individueel als in een groep, ongelijkheden (re)produceren middels hun praktijken. De praktijken van commissieleden zijn bijzonder belangrijk, omdat zij de daadwerkelijke besluiten over wie worden in- en uitgesloten van een (beginnende) wetenschappelijke carrière beïnvloeden.
In de discussie werk ik mijn twee overkoepelende bijdragen aan de literatuur verder uit, waarbij ik de inzichten en bijdragen van alle hoofdstukken samenvoeg. De eerste bijdrage betreft het centraal stellen van jonge onderzoekers in mijn studie naar ongelijkheden in werving en selectie. De werving en selectie van wetenschappers aan het begin van een wetenschappelijke carrière verschilt op twee voorname aspecten van meer senior posities. Allereerst stimuleren de toegenomen afhankelijkheid van onderzoeksubsidies en de daardoor toegenomen aantallen tijdelijke postdocposities werving- en selectiepraktijken die voornamelijk gericht zijn op de korte termijn. Hoofdaanvragers zijn daardoor geneigd om kandidaten te selecteren waarmee ze een klein(er) risico lopen en die projectdoelstellingen kunnen bereiken. Hierdoor kan beschikbaarheid van de kandidaat belangrijker worden dan andere (kwaliteits) criteria. Ook zet ik vraagtekens bij de aansluiting van een postdocpositie bij een volgende carrièrestap, zoals een universitair docentschap, aangezien er bij de selectie
NEDERLANDSE SAMENVATTING 219
 S





























































































   219   220   221   222   223