Page 149 - Craniomaxillofacial Implant Surgery - Jeroen P.J. Dings
P. 149
ter referentie aangebracht. Op de schedels werden met behulp van een digitale schuifmaat door drie afzonderlijke onderzoekers de afstand gemeten tussen de zaagsneden ter hoogte van deze boorgaten. Na het traceren van dezelfde locaties op de dwarsdoorsneden van de CBCT- en MDCT-scans werden dezelfde afstanden digitaal nagemeten. Deze afstandsmetingen werden uitgevoerd bij een tweetal standaard instellingen voor helderheid en contrast afkomstig van twee verschillende computerplanningsprogramma’s. Zowel de afstandsmetingen op CBCT en MDCT beelden toonden een overschatting van de werkelijkheid. De vergroting bij twee verschillende instellingen voor helderheid en contrast varieerde tussen 0.39 tot 0.53 millimeter voor CBCT beelden en 0.57 tot 0.59 millimeter voor MDCT beelden. Afstandsmetingen waren enkel significant voor CBCT beelden (p<0.0015) en voor de interobserver variatie bij MDCT beelden (p<0.029). Binnen de beperkingen van dit onderzoek werd aangetoond dat afstanden gemeten op dwarsdoorsneden van 3D reconstructies ten behoeve van preoperatieve planning van extraorale implantaten een consistente overschatting rond de halve millimeter geven ten opzichte van de werkelijke botdimensies.
In hoofdstuk 3 werd de nauwkeurigheid geëvalueerd van implantaatplaatsing met
behulp van op huid afgesteunde boormallen; zowel met als zonder fixatiepinnen.
Voor deze kadaverstudie werden 10 humane preparaten gebruikt. Na het vervaardigen
van MDCT en CBCT scans werd een virtuele implantaatplanning uitgevoerd alsmede
chirurgische boormallen ontworpen ten behoeve van orbitale, nasale en temporale
implantaten. In deze boormallen werden boorcilinders gepland waardoor de
implantaten ‘flapless’ konden worden geplaatst. Voor iedere anatomische regio (orbita,
neus, temporaal) werden boormallen ontwikkeld met en zonder uitsparingen voor fixatiepinnen. De nauwkeurigheid van implantaatplaatsing werd 3D geëvalueerd door
de postoperatieve scans te superponeren op de preoperatieve scans met de virtuele implantaatposities. In totaal werden 136 Brånemark MK III TiU® (Nobel Biocare, Kloten, 8 Zwitserland) implantaten geplaatst; respectievelijk 57, 19 en 60 implantaten ter
plaatse van de orbita, neus en temporale regio. Resultaten toonden significant grotere afwijkingen tussen de planning en uiteindelijke plaatsing van implantaten met behulp van boormallen met fixatiepinnen ter plaatse van de schouder (p=0.025) en diepte (p=0.018) alsmede een grotere hoekafwijking (p=0.001). De gemiddelde afwijking tussen planning en uiteindelijke positionering waren het grootst bij temporale implantaten met uitzondering van de hoekafwijkingen. Bij de chirurgische boormallen zonder fixatiepinnen waren enkel de afwijkingen met betrekking tot hoekafwijking
Summary in English and Dutch
147