Page 179 - Physical activity in recipients of solid organ transplantation - Edwin J. van Adrichem
P. 179
Physical activity in recipients of solid organ transplantation
onderzocht. Twaalf ontvanger van een orgaantransplantatie werden geselecteerd om deel te
nemen (2 hart-, 2 long-, 2 nier-, 4 lever-, 1 allogene stamcel- en 1 dunne darm-
transplantatie). De leden van het medisch team en de meereizende familieleden fungeerden
als controlegroep. Tijdens de beklimming zijn cardiopulmonale uitkomstmaten en
symptomen van hoogteziekte twee keer per dag geregistreerd. Capillaire bloedgas analyses
zijn twee keer uitgevoerd tijdens de beklimming en een keer na terugkeer. Elf van de
transplantatie deelnemers en de gehele controlegroep zijn gestart aan de laatste etappe van
de beklimming (start 4700 meter) en tot boven de 5000 meter geklommen. Acht
deelnemers uit de transplantatie groep (73%) en dertien deelnemers uit de controlegroep
(93%) bereikten de top (5895 meter). De cardiopulmonale uitkomstmaten en hoogteziekte
scores lieten geen verschillen zien tussen de transplantatie groep en de controlegroep.
Tekenen van hyperventilatie waren wel meer uitgesproken in de transplantatie deelnemers
en de aanpassing aan hoogte was hiermee minder e
ectief. Deze laatste uitkomst is
waarschijnlijk gerelateerd aan een verminderde nierfunctie en wijst op een verminderde
metabole compensatie. Over het algemeen is de tolerantie voor zware fysieke activiteit en
de haalbaarheid van een expeditie naar grote hoogte vergelijkbaar voor zorgvuldig
geselecteerde ontvangers van een transplantatie en niet getransplanteerde controles.
In
Hoofdstuk 8
worden de voornaamste bevindingen uit dit proefschrift
bediscussieerd. Ondanks de grote variatie in het fysieke activiteitenniveau tussen mensen
na transplantatie en het feit dat de meetmethoden hun beperkingen hebben voldoet een
substantieel deel van de ontvangers niet aan de aanbevolen hoeveelheid fysieke activiteit.
Deze uitkomst benadrukt de noodzaak tot het ontwikkelen van een aanpak om het fysieke
activiteitenniveau in deze groep te verhogen. Er zijn geen signi
cante of relevante
verschillen gevonden in fysieke activiteit of factoren van invloed op het fysieke
activiteitenniveau tussen de verschillende transplantatie groepen. Het ontwikkelen van
interventies is voor alle transplantatie groepen relevant en de inhoud van de revalidatie of
fysiotherapeutische interventies kan grotendeels gelijk zijn. Niet het type transplantatie
maar de ervaren barrières, motiverende factoren en psychologische factoren lijken het
fysieke activiteitenniveau te beïnvloeden en moeten de leidraad zijn voor interventies.
Gezien de interdisciplinaire aanpak in de zorg rondom een transplantatie zouden alle
zorgverleners samen moeten werken om het fysieke activiteitenniveau in deze populatie te
verhogen. Zorgverleners zouden hun verantwoordelijkheid moeten nemen in het adequaat
meten van het fysieke activiteitenniveau en de fysieke
potentiële barrières voor fysieke activiteit en de psychologische kenmerken van de
theid. Verder zal het vaststellen van
ontvanger voldoende aandacht moeten krijgen gezien het feit dat ze duidelijk
samenhangen met het fysieke activiteitenniveau. Deze factoren kunnen zeer waarschijnlijk
beïnvloed worden in revalidatie of fysiotherapie programma’s. Zorgverleners moeten
ontvangers van een transplantatie met een inactieve leefstijl begeleiden of doorverwijzen
om hun fysieke activiteitenniveau te verhogen en de negatieve gevolgen van inactiviteit te
beperken.
177.