Page 241 - Minder Boos en Opstandig - Revised
P. 241
SAMENVATTING OUDERTRAINING BIJEENKOMST 4
Op de hoogte zijn van = het op een afstandje volgen van uw kind zodat u bijvoorbeeld weet waar,
OPDRACHTEN GEVEN
met wie en wat het kind aan het doen is.
***
Voorbeelden hiervan zijn: ga jij de tafel even dekken, ik wil dat je ophoudt met pesten, je mag nu geen snoep meer eten voor het avondeten, ik ga even boodschappen doen, ik ben een half uur weg en ik verwacht dat jij je huiswerk af hebt als ik terug ben.
Voordat een opdracht wordt gegeven moeten eerst de volgende zaken overdacht worden:
1. Weet u zeker dat u de opdracht uitgevoerd wil zien, ook als het kind niet toegeeft? Als de opdracht niet
belangrijk genoeg is, geef dan geen opdracht.
2. Denk na over het tijdstip waarop u de opdracht geeft. Als het kind net met iets bezig is waarvan u hebt
gezegd dat dat goed was, dan is het beter om even te wachten tot het kind klaar is. U moet er bovendien zeker van zijn dat het kind u hoort.
ONHANDIGE OPDRACHTEN:
1. “Noa trek een trui aan voordat je naar buiten gaat, want het is koud buiten en dan vat je misschien een kou en dan moet je thuis blijven en raak je achter met school.”
Dit noemen we Beladen opdrachten. Dit zijn opdrachten waarbij teveel uitleg wordt gegeven over alle eventuele negatieve gevolgen.
2. “Ga naar je kamer. Ruim je rommel op en maak je bed op. Zet ook even de vuilniscontainer aan de straat.”
Dit noemen we Ketting opdrachten, dat wil zeggen teveel opdrachten achter elkaar.
3. “Denk je niet dat je de t.v. uit moet zetten en dat je je huiswerk moet gaan maken?”
Dit noemen we Vragende opdrachten, waardoor het lijkt alsof het kind een keus wordt gesteld en “nee”
mag zeggen.
4. “Geef de kat even te eten. (Direct daaropvolgend) Ik zei Geef de kat even te eten. Heb je me niet gehoord.
Ik zei Geef de kat even te eten.”
Dit noemen we Herhaalde opdrachten. Het kind krijgt dus geen kans om erop te reageren.
5. “Hou eens op. Gedraag jezelf. Gedraag je nou eens even. Doe normaal.”
Dit noemen we Vage opdrachten, die niet aangeven wat de volwassene van het kind wil. Ze geven niet
duidelijk aan wat het kind moet veranderen.
6. “Laten we je kamer op gaan ruimen.”
Dit noemen we “Laten we..” opdrachten, waardoor het lijkt alsof de ouder mee gaat doen, terwijl het de
bedoeling is dat het kind zelfstandig iets uitvoert.
7. “Zet de radio eens zachter!!” (Naar boven geroepen.)
Dit noemen we Opdrachten die van een afstand worden geroepen, waardoor het onduidelijk is of kind het hoort ed.
Samenvatting oudertraining bijeenkomst 4 - individueel
samenvattingen | 239