Page 177 - POLITIEK OF MANAGEMENT?
P. 177
DRIE INTERGEMEENTELIJKE DIENSTEN VANUIT VIER PERSPECTIEVEN
Het aantal cliënten WWB is echter voor het werk en inkomen deel relevanter voor de werklast dan het aantal inwoners. Dan blijkt dat in 2005 en in 2011 zowel de Intergemeentelijke sociale dienst Bollenstreek en de Intergemeentelijke sociale dienst Voorne-Putten-Rozenburg het iets slechter doen dan de benchmark, terwijl Optimisd het beduidend beter doet. In 2011 doen alle drie de casusorganisaties het slechter dan de benchmark. Voor de Intergemeentelijke sociale dienst Bollenstreek en Optimisd is het verschil ten opzichte van de benchmark vrijwel gelijk, waarbij dat verschil voor de Intergemeentelijke sociale dienst Bollenstreek groter is dan in 2005. De Intergemeentelijke sociale dienst Voorne-Putten-Rozenburg heeft naar verhouding in 2011 de grootste formatie. (Ten overvloede moet worden aangetekend dat, zoals eerder al vastgesteld, het beeld voor de Intergemeentelijke sociale dienst Voorne-Putten-Rozenburg in 2011 wordt vertekend door afbouw-effecten.)
Voor de Intergemeentelijke sociale dienst Bollenstreek kunnen wij dan nog
kijken naar de verhouding formatie ten behoeve van het verstrekken van
Wvg- respectievelijk Wmo-voorzieningen ten opzichte van inwoners. Eerder is
vastgesteld dat een vergelijking met cliënten hier niet op gaat. Zowel in 2005 als
in 2011 doet de Intergemeentelijke sociale dienst Bollenstreek het dan slechter
dan de benchmark, zij het dat het gat in 2011 is verkleind. (De relatief grote
stijging van de gemiddelde formatieomvang tussen 2005 en 2011 hangt samen 5 met de invoering van de Wmo, waarmee de hoeveelheid werk is toegenomen.)
Kortom, de formatie gerelateerd aan inwoners en cliënten als indicator voor efficiency laat een gemengd beeld zien. De optimistisch scherpe formatie in het startjaar, vooral bij Intergemeentelijke sociale dienst Bollenstreek en Intergemeentelijke sociale dienst Voorne-Putten-Rozenburg, moet al na een jaar worden opgehoogd. Momenten van schaalvergroting door toetreding van nieuwe deelnemers laten geen eenduidige verbetering van de ratio’s zien. Over de onderzoeksperiode zien wij ten aanzien van de efficiency een dalende tendens hoewel er zich een omkering lijkt af te tekenen als rond 2010 bezuinigingsdruk ontstaat. Afgezet tegen de benchmark komen twee casussen gunstiger en één ongunstiger uit op de ratio formatie versus inwoners. Op de belangrijker ratio formatie versus cliënten komt in 2005 één casus nog gunstiger uit, maar in 2011 komen alle casussen ongunstiger uit.
175