Page 186 - THE EVOLUTION OF EARLY ARTHRITIS AND CARDIOVASCULAR RISK Samina A. Turk
P. 186

APPENDICES
DEEL II: CARDIOVASCULAIR RISICO BIJ VROEGE REUMATOÏDE ARTRITIS
In deel 2 ligt de focus op hart- en vaatziekten oftewel cardiovasculaire (CV) ziekten, een veel voorkomende en bijkomende aandoening in RA patiënten. De ontsteking treft namelijk niet alleen de gewrichten, maar ook het cardiovasculaire systeem. In hoofdstuk 4 is de aanwezigheid van een ongunstige lichaamssamenstelling geanalyseerd in vroege artritis patiënten en vergeleken met de algemene bevolking. Daarvoor hebben we 317 dual-energy x-ray absorptiometry (DXA) scans, van patiënten op het moment van de diagnose artritis, vergeleken met 1268 scans van voor leeftijd, geslacht en etniciteit gematchte personen uit de algemene bevolking. Een verlies in spiermassa welke soms wordt gecompenseerd met een toename in (abdominale) vetmassa, waren weliswaar zeldzaam, echter kwam dit 4 tot 5 keer vaker voor bij vroege artritis patiënten in vergelijking met de algemene bevolking. Verder was in vroege artritis patiënten een ongunstige lichaamssamenstelling geassocieerd met een hogere bloeddruk en een ongunstig cholesterol profiel, wat in combinatie leidt tot een verhoogd cardiovasculair risico. Er werd geen relatie gevonden met ziekteactiviteit of acute fase eiwitten (een maat voor ontsteking in het bloed). Dit zou verklaard kunnen worden door het kleine aantal vroege artritis patiënten met een lage spiermassa, en doordat één ziekteactiviteit meting niet representatief is voor de mate van (subklinische) ontsteking in de voorafgaande periode voor het ontstaan van de artritis.
In hoofdstuk 5 is het voorkomen van hartgeleidingsstoornissen in vroege artritis patiënten gemeten, evenals de relatie met ontsteking en traditionele CV risicofactoren. Omdat het risico op plotselinge hartdood verhoogd is in RA patiënten, hebben we, door middel van een elektrocardiogram, bepaald of de prevalentie van geleidingsstoornissen al verhoogd was op het moment van de diagnose artritis. Van de 480 vroege artritis patiënten had 12.5% een geleidingsstoornis. Deze prevalentie is gelijk aan de prevalentie in de algemene bevolking. De overeenkomst in prevalentie kan verklaard worden door de totale tijd dat er blootstelling aan ontsteking heeft plaats gevonden. Vroege artritis patiënten zijn voor een kortere periode blootgesteld, en het zou kunnen dat een langere blootstelling aan ontsteking geleidingsstoornissen veroorzaakt (vooral QTc verlenging). Geleidingstijden op het tijdstip van de diagnose waren niet geassocieerd met ontstekingsparameters en dit veranderde niet na een jaar anti-reumatische behandeling. Echter, hogere inflammatoire waarden waren geassocieerd met een toename in hartslag, een hogere bloeddruk en een ongunstig cholesterol profiel. Een hogere bloeddruk en een ongunstig cholesterol profiel waren ook geassocieerd met een toegenomen QRS tijd. CV risicofactoren verbeterden na anti-reumatische behandeling. Vooral de verbetering in hartfrequentie die samenhing met de verbetering in ziekteactiviteit was opvallend. Daarom moet de focus in vroege artritis patiënten liggen op zowel CV risico management als op het optimaliseren van de anti-inflammatoire behandeling.
184






























































































   184   185   186   187   188