Page 430 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 430
Blankenweer
Tussen 1400 en 1405 was bisschop Frederik van Blankenheim in oorlog met de stad Groningen omdat de burgers van die stad de bisschop niet als heer wilden huldigen. In deze oorlog liet de bisschop vijf kastelen aanleggen. Het kasteel Blankeweer ten noorden van Noordlaren diende als hoofdkwartier van de bisschoppelijke troepen. Deze versterking was tevens onderdeel van een landweer die de vrije koningsweg – de huidige Zuidlaarderweg – afsloot tussen Groningen en het zuiden.
Geografische coördinaten: X 239.800 / Y 572.100 Provincie: Groningen
Gemeente: Haren
Toponiem: Blankenweer
Datering: 1400-1405
Oudst bekende functie: tijdelijk bisschoppelijk kasteel
Archeologie: Het toponiem Blankeweer is altijd blijven bestaan bij het Besloten Veen ten noorden van Noordlaren. Ter hoogte van dit toponiem liggen de restanten van twee mogelijke kasteelterreinen en van een meer dan 2 kilometer lange landweer. Het terrein ten zuiden van de landweer, dat bekend staat onder de naam Het Bolwerk, is rond van vorm en lijkt op luchtfoto’s door tenminste twee grachten te worden omringd. Ten noorden van de landweer en tegenover het ronde terrein is een rechthoekige verkleuring van waarschijnlijk een tweede grachtenstelsel zichtbaar. Deze verkleuring is alleen waarneembaar op een luchtfotoserie uit 1965 en komt niet op andere foto’s voor. Tot op heden heeft er op beide terreinen geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Wat precies de relatie van deze terreinen is ten opzichte van kasteel Blankeweer valt met de huidige stand van kennis niet met zekerheid te zeggen.82 Vooral over de datering en functie van Het Bolwerk bestaan verschillende hypothesen.83 Bouwgeschiedenis: -
Iconografie: -
Geschiedenis: Kasteel Blankeweer was één van de vijf kastelen die bisschop Frederik van Blankenheim had laten bouwen in de Utrechts-Groningse oorlog tussen 1400 en 1405. De voornaamste functie van dit kasteel was om de handelswegen van en naar Groningen te blokkeren.84 Na de verzoening met de stad Groningen heeft de bisschop Blankeweer op verzoek van de Groningers laten slopen, zo blijkt uit een passage uit een in 1405 opgestelde oorkonde: ‘Item sal men nederlegghen alle slote, die in der veden upgeslaghen sin, als Blanckeweer, Blanckenvoirt, to Peyse, to Eelde ende ter Ammerckehoern’.85
Van vijf aangelegde kastelen nam Blankeweer de voornaamste plek in, zo blijkt uit bestudering van oorkonden en de kameraarsrekeningen van Zwolle en Deventer.86 Blankeweer was de uitvalsbasis van de bisschoppelijke troepen, die onder andere bestonden uit burgers van de vijf Stichtse hoofdsteden Zwolle, Deventer, Kampen, Utrecht en Amersfoort. Vanaf 1402 is er ook een kastelein op Blankeweer aanwezig. In de bronnen worden behalve een kasteel ook andere verdedigingswerken genoemd, te weten zware bolwerken en een landweer. Deze verdedigingswerken zijn niet meteen in 1400 verrezen, want in 1402 vonden nog grootschalige graafwerkzaamheden op Blankeweer plaats. In de Deventer kameraarsrekeningen van dat jaar staat vermeld dat op 7 november Deventer een bode naar Vollenhove zond om de stand van zaken op te maken.87 Bisschop Frederik had namelijk zijn ambtman bevolen om de kerspelburen – waarschijnlijk worden hiermee de kerspelburen uit Salland bedoeld – met de klokslag op te roepen om naar Blankeweer te gaan om aldaar graafwerkzaamheden te verrichten. Het ging om een grote hoeveelheid mensen, want Deventer vreesde dat er te weinig wagens beschikbaar waren om al deze mensen te vervoeren. In de daaropvolgende dagen werden deze wagens gezocht bij Arkelstein, Bathmen en Holten, hoewel inmiddels het bericht was binnengekomen dat er opnieuw een jaar lang vrede was gesloten.88
82 Spiekhout 2016b
83 Zie in de catalogus beschreven stukken over ‘Bolwerk’ en ‘Mitspete’ voor de discussie over deze
terreinen
84 Spiekhout 2016b
85 OGD nr. 1221
86 Spiekhout 2016b; Zie bijlage VIII van hoofdstuk 3
87 Zie bijlage 3.7 van hoofdstuk 3. Ik wil graag Jeroen Benders bedanken voor de hulp bij het interpreteren van enkele passages.
88 Zie bijlage 3.7 van hoofdstuk 3.
428