Page 291 - Secondary school students’ university readiness and their transition to university Els van Rooij
P. 291

                                Appendix II
 3 Betrokkenheid (engagement; Hoofdstukken 4 en 5)
Geef per uitspraak aan in hoeverre deze bij jou past.
1 = past helemaal niet bij mij 2 = past niet echt bij mij
3 = weet niet precies
4 = past redelijk bij mij
5 = past helemaal bij mij
Gedragsmatige betrokkenheid (behavioural engagement)
1. In de klas doe ik actief mee.
2. Ik doe net genoeg voor school om voldoende te staan. (R)
3. Ik probeer mijn best te doen voor school, zelfs bij stof of bij vakken die ik niet interessant vind.
4. Ik let goed op in de les.
5. Ik leer altijd voor toetsen.
6. Als ik goede cijfers haal, is dat omdat ik hard werk voor school. 7. Ik plan tijd in voor huiswerk en leerwerk.
8. Ik doe erg mijn best voor school.
A ectieve betrokkenheid: school leuk vinden (a ective engagement: liking school)*
9. De meeste lessen op school vind ik leuk.
10. Als de leraar nieuwe dingen uitlegt, verveel ik me. (R)
11. Leren op school is saai. (R)
12. Als we in de klas aan het werk zijn, verveel ik me. (R)
13. Ik kijk vaak naar de tijd om te zien of de les al is afgelopen. (R)
A ectieve betrokkenheid: school belangrijk vinden (a ective engagement: valuing school)*
14. De dingen die we op school leren, vind ik interessant.
15. School is zonde van mijn tijd. (R)
16. Als ik mijn best doe voor school, merk ik dat ik beter word in iets. 17. Ik leer veel van de lessen op school.
18. Op school leer je belangrijke dingen.
19. Veel dingen die we op school leren, zijn nutteloos. (R)
290







































































   289   290   291   292   293