Page 158 - ART FORM AND MENTAL HEALTH - Ingrid Pénzes
P. 158

openheid, flexibiliteit en creativiteit. Zelfmanagement verwees hier naar de vaardigheid tot het maken van keuzes. Dit vereiste de vaardigheid van afstand nemen en kunnen reflecteren op een zich voordoende situatie. Flexibiliteit verwees naar het vermogen te reageren op uitdagingen, taken, personen en situaties. Dit vereiste de vaardigheid te kunnen afwisselen tussen cognitieve controle en het toelaten en uitdrukken van emoties. Therapeuten relateerden flexibiliteit aan veerkracht. Openheid verwees naar het kunnen innemen van verschillende en nieuwe perspectieven. Het betrof nieuwsgierigheid, risico’s durven nemen, mislukkingen niet zien als rampen en het durven experimenteren in niet veilige situaties. Creativiteit verwees naar de mogelijkheid om af te kunnen wijken van de bekende weg om zodoende iets nieuws te creëren. Beeldend therapeuten relateerden creativiteit aan probleemoplossend vermogen. Tenslotte koppelden de therapeuten de psychische toestand van een cliënt aan de formele kenmerken. Ze veronderstelden dat zeer gestructureerde en zeer ongestructureerde beeldend producten teken waren van een disbalans van de cliënt. Zeer georganiseerde beeldend producten werden gerelateerd aan disbalans in de richting van ‘denken’. Zeer chaotische beeldend producten werden gerelateerd aan disbalans in de richting van ‘voelen’. Beeldend producten met ‘variatie’ verwezen naar een beter adaptief vermogen omdat variatie werd geassocieerd met experimenteren, exploreren, spelen, risico nemen en ontdekken. Op basis van de formele elementen die de structuur en variatie van het beeldend product bepaalden, formuleerden beeldend therapeuten een beeldend therapeutische diagnose in termen van ‘balans’ en ‘adaptief vermogen’. Tenslotte konden ze op basis van deze formele kenmerken de richting van behandeling bepalen. In het algemeen schatten de beeldend therapeuten in dat cliënten met veel cognitieve controle meer gebaat zouden zijn bij ‘affectieve’ interventies, terwijl cliënten met veel moeite om emoties te reguleren meer zouden kunnen profiteren van ‘cognitieve’ interventies.
Deze bevindingen riepen de vraag op naar een mogelijk objectieve operationalisatie van formele elementen. In de beeldend therapeutische literatuur vonden we een aantal beeldend therapeutische meetinstrumenten met een operationalisatie van formele kenmerken. Deze instrumenten bleken echter serieus bekritiseerd te worden omwille van beperkte betrouwbaarheid en validiteit. Daarom zochten we in hoofdstuk 5 naar een eigen instrument waarmee klinisch relevante formele elementen konden worden gedefinieerd die betrouwbaar geoperationaliseerd en geanalyseerd
156 | Chapter 7
































































































   156   157   158   159   160