Page 167 - Organ motion in children for high-precision radiotherapy - Sophie Huijskens
P. 167

interfractionele positie variatie. In hoofdstuk 2 beschrijven we onze retrospectieve multicenter studie waarin we de interfractionele positie variatie van de nieren en het diafragma hebben gekwantificeerd in een cohort van 39 kinderen met kinderkanker. We hebben de systematische (Σ) en random (σ) fouten bepaald en analyseerden ook de mogelijke correlaties tussen de interfractionele positie variatie en patiënt specifieke factoren, zoals leeftijd, lengte en gewicht. Σ in de links-rechts (LR), craniaal- caudaal (CC) en anterieur-posterieur (AP) richting was gemiddeld 1.2, 4.0, 1.8 mm en σ in deze drie richtingen was gemiddeld 1.2, 3.3, 1.9 mm, respectievelijk. Dit laat zien dat de positie variatie van de nier het grootste was in de CC-richting, wat suggereert dat marges eerder anisotropisch dan isotropisch moeten worden toegepast. Over het algemeen correleerde de interfractionele positie variatie niet met patiënt-specifieke factoren en de onderlinge variatie tussen patiënten bleek groot te zijn. Dit suggereerde dat geïndividualiseerde marges nodig zijn.
Om de mogelijke verschillen tussen kinderen en volwassen in kaart te brengen, vergeleken we onze resultaten uit hoofdstuk 2 met die van volwassenen zoals bekend in de literatuur. We zagen dat de interfractionele positie variatie in ons pediatrische cohort kleiner was dan bij volwassenen. Echter, door de verschillen in methodologie en verschillende type tumoren was voorzichtigheid geboden bij de interpretatie van dit verschil. We hebben daarom voor een eenduidige vergelijking de gegevens van pediatrische en volwassen patiënten verzameld die allen in onze instelling waren behandeld (hoofdstuk 3). Alle patiënten, 35 kinderen en 35 volwassenen, werden met identieke methodologie geanalyseerd, uitgevoerd door dezelfde onderzoeker als in hoofdstuk 2. Resultaten van beide groepen werden vergeleken en patiënt-specifieke factoren werden geanalyseerd als continue factoren om mogelijke correlaties tussen interfractionele positie variatie en leeftijd, lengte, en gewicht te onderzoeken. Σ en σ waren in de drie richtingen voor de kinderen significant kleiner dan voor volwassenen, vooral in de CC-richting (gemiddeld verschil van 3.1 mm). Interfractionele positie variatie en patiënt specifieke factoren waren verwaarloosbaar gecorreleerd. Niettemin geven deze resultaten aan dat de grootte van de marges voor kinderen anders zou moeten zijn dan voor volwassenen.
In het geval dat de tumor of een risico orgaan niet goed zichtbaar is tijdens beeldgestuurde radiotherapie, zou een andere anatomische structuur die dichtbij het doelgebied ligt kunnen functioneren als een surrogaat. Het is daarom van cruciaal belang om een duidelijk beeld te hebben van de correlatie tussen de positie variatie van de tumor of het orgaan en het desbetreffende surrogaat. Daarom hebben we, om het inzicht in beweging in het abdomen en thoracale gebied te vergroten, in hoofdstuk 4 de interfractionele positie variatie van het diafragma, de lever, de milt en beide nieren gekwantificeerd bij 20 kinderen. We evalueerden mogelijke correlaties tussen de organen en bepaalden of de positie variatie van de organen afhankelijk was van de locatie en of dit mogelijke gevolgen had voor de grootte van de marges. Er werden geen (sterke) correlaties waargenomen tussen interfractionele positie variaties van organen in het abdomen bij kinderen. We concludeerden dat de interfractionele positie variatie van het diafragma representatiever zou kunnen zijn voor positie variaties van superieur gelegen abdominale (lever, milt) organen dan voor positie variaties in de nieren. Verschillen tussen Σ en σ tussen de abdominale organen waren echter klein (<2 mm), wat suggereert dat er voor het definiëren van marges onvoldoende bewijs was voor een afhankelijkheid van anatomische locatie.
164































































































   165   166   167   168   169