Page 137 - Personality disorders and insecure attachment among adolescents
P. 137

gehechtheidsrepresentatie, die gerelateerd was aan een significante verlaging van het niveau van psychische problemen. Bovendien toonde de hele onderzoeksgroep verandering in de richting van een grotere veilige hechting. Kortom, er werd geen relatie gevonden tussen het type persoonlijkheidsstoornis en de (geforceerde) hechtingsclassificatie. De onveilige gehechtheid nam af in de loop van intensief MBT. Zoals eerder vermeld, kan echter niet worden geconcludeerd dat veranderingen te wijten zijn aan de behandeling zelf.
Hoofdstuk 6 richt zich op het onderzoek naar verschillende aspecten van NSSI in de klinische praktijk in samenhang met persoonlijkheidsstoornissen, symptomen en copingvaardigheden (N = 140), om het begrip van NSSI en behandelingsinterventies te verbeteren. Het onderzoek werd vóór en na de behandeling uitgevoerd met behulp van een vragenlijst over NSSI ontwikkeld voor de klinische praktijk, evenals de SCID-II, de SCL-90 en de Cognitive Emotion Regulation Questionnaire. Zoals verwacht, kwam NSSI veel voor in de onderzoeksgroep. Verrassender was dat NSSI gerelateerd was aan het aantal persoonlijkheidsstoornissen en niet exclusief was voor BPD of enige andere specifieke persoonlijkheidsstoornis. Bovendien bleek de frequentie van NSSI niet significant te verschillen tussen patiënten met BPS, patiënten met andere persoonlijkheidsstoornissen en patiënten zonder persoonlijkheidsstoornissen. Wel rapporteerden patiënten met NSSI aanzienlijk meer psychologische symptomen van angst aan het begin van de behandeling. Met betrekking tot de aanstekelijkheid van NSSI, toonde deze studie - met grote voorzichtigheid - aan dat NSSI in de klinische praktijk als aanstekelijk kan worden beschouwd, aangezien ongeveer een vijfde van de opgenomen patiënten zonder NSSI-gedrag NSSI startte tijdens de behandeling. Andere redenen voor het starten van NSSI naast aanstekelijkheid kunnen echter van toepassing zijn, zoals het verhogen van stress als gevolg van de klinische behandeling, therapeutische interventies of niet-melden van NSSI aan het begin van de behandeling ondanks psycho-educatie en grondige bevraging. NSSI is aldus veel voorkomend in de klinische praktijk voor klinische adolescenten en niet exclusief voor BPS. De aanwezigheid van NSSI bij anderen kan degenen die nog niet eerder met het gedrag bezig waren beïnvloeden om dit in de klinische praktijk te doen. Het verminderen van zelfbeschuldiging, en het verbeteren van concentreren op andere, positieve zaken en positief herinterpreteren zouden belangrijke behandelingsdoelstellingen kunnen zijn.
Discussie
In dit proefschrift zijn drie belangrijke resultaten naar voren gekomen. Ten eerste is observationeel praktijkgericht onderzoek bij klinische adolescenten gecompliceerd vanwege specifieke omstandigheden waar rekening mee moeten worden gehouden, vooral wat betreft de behandelingsresultaten. Daarom moet de huidige manier van onderzoek doen bij adolescente
131






























































































   135   136   137   138   139