Page 140 - Personality disorders and insecure attachment among adolescents
P. 140
MBT-geschoold verplegend personeel tijdens de gedeeltelijke hospitalisatie van invloed (Reiner, Bakermans-Kranenburg, Van IJzendoorn, Fremmer-Bombik, & Beutel, 2016). Mogelijk trad tijdens de opname in de kliniek bij sommige deelnemers een emotionele corrigerende ervaring op in de relatie met de groep en het behandelpersoneel, wat resulteerde in een minder onveilige gehechtheidsrepresentatie. Ten tweede kan psychotherapie in een groep met een groepspsychodynamische benadering hebben bijgedragen tot verandering (Yalom & Leszcz, 2005). De therapeutische factoren 'cohesie', 'ontwikkelen van sociale vaardigheden', 'begeleiding' en 'identificatie' lijken pre-conditionele factoren te zijn voor de voorspellers in dit onderzoek voor therapeutisch succes, namelijk 'leren van elkaar', 'zelfrespect' en 'keerpunt'. Ten derde kan de focus op mentalisatie in de verschillende therapieën in het programma een positieve uitkomst hebben gestimuleerd door op deze manier effectieve emotieregulatie en interpersoonlijke interactie aan klinische adolescenten te leren. Ook kan de invloed van emotionele steun van familie en vrienden (Van Harmelen et al., 2016) of van leeftijdsgebonden ontwikkeling de verandering hebben veroorzaakt. De resultaten van dit proefschrift bieden hoop voor behandeling en voor de toekomst van adolescenten met persoonlijkheidsstoornissen, onveilige hechting en NSSI. Daarnaast kan niet worden genegeerd dat een kleine groep geen verandering liet zien na intensieve MBT en dat een nog kleinere groep zelfs achteruitging. Dit is geen verrassing aangezien het percentage dat verslechtert als resultaat van psychotherapie varieert van 5% tot 14% bij volwassen patiënten en bij kinderen zelfs nog hoger worden geacht (Lambert, 2013). Beperkingen Deze studie kent verschillende beperkingen. Deze cohortstudie was niet gerandomiseerd. Als gevolg hiervan is het niet mogelijk om te concluderen in welke mate de behandeling zelf tot verandering heeft geleid. Bovendien werd een groot deel van de onderzoeksgroep niet onderzocht aan het einde van de behandeling. Comorbide stoornissen naast de persoonlijkheidspathologie werden niet bestudeerd. Bovendien was de steekproef relatief klein en bestaand uit voornamelijk meisjes met een gemiddeld cognitief vermogen. Dientengevolge moet de generaliseerbaarheid naar andere intensieve psychotherapeutische behandelingen voor adolescente persoonlijkheidsstoornissen nog worden bepaald. Ondanks deze beperkingen is deze studie vrij uniek omdat er weinig onderzoek is gedaan naar persoonlijkheidsstoornissen en gehechtheidsonveiligheid bij adolescenten (Courtney-Seidler, Klein, & Miller, 2013; Hutsebaut, Feenstra & Luyten, 2013; Sharp et al., 2016 ). 136