Page 167 - The efficacy and effectiveness of psychological treatments for eating disorders - Elske van den Berg
P. 167

  Chapter 9 167
 eetpatroon en gericht op het vergroten van zelfcontrole over eetdrang, zinnig was. Aangenomen werd dat deze vaardigheden helpend zouden zijn om de aanbevolen postoperatieve voedingsadviezen te kunnen opvolgen, en zo operatie effect zou kunnen verbeteren.
In hoofdstuk 6 wordt een cross sectionele studie beschreven waarin de associatie werd onderzocht tussen postoperatief aanwezige psychologische en gedragsvaria- belen en suboptimaal gewichtsverlies in een groep van 140 patiënten die baria- trische chirurgie (malabsorptieve ingrepen en een combinatie van restrictieve en malabsorptieve ingrepen) hebben ondergaan. De hypothese was dat postoperatief gerapporteerde eetstoornispathologie geassocieerd is met suboptimaal gewichts- verlies, aangezien optreden van eetstoornispathologie maakt dat aanbevolen richt- lijnen voor eetgedrag na operatie niet opgevolgd kunnen worden en het gewichts- verlies daarom beperkter zou zijn.
Bevindingen
De belangrijkste bevinding in hoofdstuk 5 was dat patiënten die opteerden voor bariatrische chirurgie minder lijken te profiteren van behandeling dan deelnemers die niet in een maagverkleinings traject zaten. In vergelijking verliezen bariatrische patiënten minder gewicht en ook sociaalvermijdingsgedrag vanuit een negatieve lichaamsbeeld verbetert in deze groep minder. Bij aanvang van de behandeling werden er tussen patiënten die wel en patiënten die niet opteerden voor bariatrische chirurgie geen verschillen gevonden in de mate van overgewicht, in de ernst van negatieve lichaamsbeleving of in de mate waarin men comorbide psychische klach- ten rapporteert. In hoofdstuk 6 werd gevonden dat in de onderzochte patiëntengroep 19% van de patiënten suboptimaal gewichtsverlies rapporteert. Patiënten die sub- optimaal gewichtsverlies rapporteerden, rapporteerden meer eetstoornis patho- logie symptomen, rapporteerden meer controle verlies over eten en meer sociaal vermijdingsgedrag vanwege een negatief lichaamsbeeld vergeleken met patiënten die succesvol gewichtsverlies rapporteerden. Ook rapporteerden patiënten met sub- optimaal gewichtsverlies verhoudingsgewijs meer impulsiviteitsklachten en meer somberheidsklachten. Voor wat betreft niet-psychologische factoren werd gevonden dat een body mass index groter dan 50 ten tijde van operatie en een langere follow up periode na operatie beiden geassocieerd waren met suboptimaal gewichtsver- lies. Aan de andere kant, meer gewichtsverlies in de periode vlak na operatie was geassocieerd met beter gewichtsverlies later. De hypothese dat gerapporteerde postoperatief eetgedrag geassocieerd was met suboptimaal gewichtsverlies werd bevestigd.






























































































   165   166   167   168   169