Page 306 - Minder Boos en Opstandig - Revised
P. 306

 DE ZESDE BIJEENKOMST IN HET KORT
We hebben het vandaag gehad over:
de vijf stappen van probleem oplossen.
Ook zijn we bezig geweest met het bekijken van een (probleem)situatie vanuit verschillende kanten.
Ik heb geleerd dat het belangrijk is om de kreet: ‘Stop’ te gebruiken, zodat ik eerst nadenk en dan pas iets ga doen.
We hebben kort alle vijf stappen van probleem oplossen besproken:
  Stap 1: Stap 2: Stap 3: Stap 4: Stap 5:
Wat is het probleem?
Welke oplossingen kun je bedenken?
Wat zijn de gevolgen van die oplossingen? Zal een oplossing werken of niet? Kies de beste oplossing.
Voer deze oplossing uit en kijk dan of dit een handige oplossing was.
 Daarna hebben we goed naar stap 1 gekeken. Ik heb gezien dat het heel belangrijk is om precies te weten wat mijn probleem is. Pas als ik goed weet wat mijn probleem is, wat de oorzaak is (dus hoe het probleem er gekomen is) en als ik ook weet wat ik wil dat er gebeurt (wat mijn doel is), dan pas kan ik oplossingen gaan bedenken.
Om stap 1 beter te begrijpen hebben we een voorbeeld besproken, waarbij een ander kind niet met mij wil spelen. Door allerlei vragen te bedenken die ik aan het andere kind stelde werd het probleem duidelijker. Eerst bleek dat het andere kind wel met me wilde spelen, maar hij kon niet omdat hij een andere afspraak had. In dit geval zou een goede oplossing zijn: een andere afspraak maken met het kind. In het tweede voorbeeld bleek dat het kind helemaal niet met mij wilde spelen, omdat hij mij niet aardig vond. In dit geval zou een goede oplossing zijn: een ander kind zoeken om mee te gaan spelen. Dus: als ik goed weet wat het probleem is kan ik ook makkelijker goede oplossingen bedenken.
Ik heb een eigen probleem genoemd en dit opgeschreven bij stap 1 van de vijf stappen van probleem oplossen (= Wat is het probleem?).
We hebben opnieuw gemerkt dat twee mensen dezelfde situatie of hetzelfde probleem anders kunnen zien. Het is dus ook belangrijk om goed uit te zoeken hoe de ander een probleem ziet, wat hij erover denkt en wat hij erover voelt. Als je namelijk weet hoe de ander over het probleem denkt en voelt kun je vaak beter snappen waarom de ander zich op een bepaalde manier gedraagt.
De manier waarop we dingen zien maakt dat we op een bepaalde manier denken. Door deze gedachten ontstaan weer bepaalde gevoelens. En daardoor gedragen we ons ook op een bepaalde manier. Dus de gedachten, de gevoelens en het gedrag van ieder persoon kunnen ook verschillen in dezelfde situatie.
    De volgorde is:
GEBEURTENIS ---> GEDACHTE ---> GEVOEL ---> GEDRAG
 Ook bij het verhaal over de blinde jongen heb ik geleerd dat het belangrijk is om zoveel mogelijk informatie te verzamelen voordat ik oplossingen voor een probleem ga zoeken, dus voordat ik aan stap 2 van probleem oplossen begin.
Tijdens het spel hebben we geoefend met het kijken naar een situatie vanuit verschillende kanten. Dit hebben we gedaan door een tekening te maken van voorwerpen die op een tafel stonden. Ieder van ons heeft getekend wat hij vanuit zijn eigen kant zag. Zo ontdekten we dat verschillende personen in dezelfde situatie iets anders kunnen zien.
Samenvatting kindtraining bijeenkomst 6 - individueel
  304 | kindcomponent – individueel













































































   304   305   306   307   308