Page 154 - ART FORM AND MENTAL HEALTH - Ingrid Pénzes
P. 154

bleek niet consistent vanwege verschillende theoretische perspectieven en verklaringen. We concludeerden dat onderzoek op dit gebied nog in de kinderschoenen stond. Ook zagen we een aanhoudend debat over de toepassing van de beeldende kunstvorm in de klinische praktijk van beeldende therapeutische observatie en diagnostiek en de interpretatie ervan in termen van geestelijke gezondheid. Dit leidde tot de eerste studie in Hoofdstuk 2.
In Hoofdstuk 2 verkenden we hoe beeldend therapeuten, met verschillende opleidingsachtergronden en perspectieven op beeldende therapie, de beeldende kunstvorm toepasten, observeerden en interpreteerden in de diagnostiek van geestelijke gezondheid van volwassenen. Hiervoor vonden negendiepteinterviewsplaatswaarbijgebruikwerdgemaaktvandemethode van Grounded Theory. Ondanks hun verschillende achtergronden, pasten de beeldend therapeuten vooral tweedimensionale beeldende materialen toe. Ze zeiden daarbij methodisch gebruik te maken van de eigenschappen van verschillende beeldende materialen, namelijk de mate waarin het materiaal fysiek contact eiste, de intrinsieke structuur (bijvoorbeeld vloeiend of vast) en de reikwijdte van technische mogelijkheden. De beeldend therapeuten zeiden vooral oog te hebben voor de wijze waarop cliënten interacteerden met de eigenschappen van het beeldend materiaal - de materiaalinteractie –, hoe cliënten het beeldend materiaal ervaarden – de materiaalbeleving – , en wat ze maakten – het beeldend product –.
Materiaalinteractie bleek een kernconcept te zijn. Het verwees naar het observeerbare gedrag van de cliënt gedurende de interactie met de eigenschappen van beeldend materiaal tijdens het beeldend vormgevingsproces. Materiaalinteractie bestond uit de combinatie van verschillende categorieën zoals beweging, dynamiek, ruimte en kracht. De beeldend therapeuten zeiden vooral aandacht te hebben voor de mate waarin de cliënt daadwerkelijk gebruik maakte van de eigenschappen van het materiaal. In termen van geestelijke gezondheid vonden beeldend therapeuten cliënten die het materiaal gebruikten en ermee experimenteerden meer ‘flexibel’. Flexibiliteit werd gezien als de cliënt’ s mogelijkheid en openheid om nieuwe materialen uit te proberen, of ze op een andere wijze te gebruiken. Beeldend therapeuten relateerden flexibiliteit aan het experimenteren en het spel in het beeldend vormgeven. Cliënten die minimaal of geen gebruik maakten van de eigenschappen van het beeldend materiaal, zouden volgens de beeldend therapeuten eerder geneigd zijn te ‘rationaliseren’. Rationalisatie verwees naar de cliënt’ s
152 | Chapter 7































































































   152   153   154   155   156