Page 75 - Minder Boos en Opstandig - Revised
P. 75
OEFENOPDRACHT OUDERTRAINING BIJEENKOMST 10
Het is de bedoeling dat u deze keer gaat oefenen met een gedragsprogramma/ beloningsprogramma.
Om hiermee aan de slag te gaan, is het belangrijk dat u de volgende stappen maakt:
1. Beschrijf, in concrete termen, het “gewenste gedrag”/ het “doelgedrag” (één concrete gedraging tegelijkertijd, bijv. aan tafel blijven zitten, of bijv. om acht uur in bed liggen met licht uit):
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2. Maak, eventueel in overleg met het kind, een lijst met versterkers. (Zie ook de hand-out van bijeenkomst 9).
3. Bepaal of u dit keer gaat werken met dagbeloningen, weekbeloningen, maandbeloningen of iets daar tussen in. Zorg dat u de beloningen die verdiend kunnen worden beschikbaar hebt.
4. Bepaal vooraf bij welk aantal punten uw kind een beloning verdient.
5. Maak het programma visueel (zie voor voorbeelden hand-outs ouderbijeenkomst 10).
6. Als het programma klaar is voor gebruik, gaat u het doorspreken met uw kind. Maak duidelijk dat het programma bedoeld is om uw kind te helpen gewenst gedrag te vertonen. Maak tevens duidelijk dat u als ouder bepaalt of uw kind zijn punt op een bepaald moment gehaald heeft (of niet). In overleg met het kind kunnen de lijsten op een vaste plaats zoals bijv. de koelkast of de slaapkamer van het kind opgehangen worden.
7. Elke keer dat uw kind een punt heeft verdiend, geeft u dit zo snel mogelijk aan op het beloningsprogramma, naast dat u ook mondeling het kind prijst.
8. Wat te doen als het niet werkt? Het effect van een beloningsprogramma zal al na enkele dagen zichtbaar/ merkbaar kunnen zijn. Als dat niet het geval is, kijk dan kritisch vanuit VOOR-GEDRAG-NA naar het programma. Voor wat GEDRAG betreft, is het misschien te hoog gegrepen en moet het doelgedrag in kleinere stapjes worden opgedeeld. Voor wat VOOR betreft is misschien meer instructie en hulp nodig. Voor wat NA betreft is de beloning misschien onvoldoende aantrekkelijk voor het kind.
9. Laat een beloningsprogramma niet langer dan een paar weken duren. Het is tenslotte zeer arbeidsintensief. Afbouw en afsluiting van het programma: als het gedragsprogramma werkt, begint het nieuwe gedrag zelf ook versterkers te verschaffen (het kind krijgt complimenten voor het gewenste gedrag, ervaart het uitvoeren van dit nieuwe gedrag ook als prettig). Het gewenste gedrag zal vervolgens vaker voorkomen en generaliseren naar andere situaties. Punten worden dan overbodig en het programma kan afgebouwd worden. Dit moet niet te abrupt gebeuren, maar door geleidelijke uitdunning van het schema (door bijvoorbeeld steeds meer successen/stickers nodig te hebben voordat er een beloning volgt), waarna dan het gedrag door natuurlijke sociale versterkers in stand blijft. Het is wel wenselijk om een beloningsprogramma met extra aandacht (bijv. een diploma) af te sluiten, waardoor helder is dat het gedrag is aangeleerd en dat iedereen er vertrouwen in heeft dat dit gedrag blijft voort bestaan (zoals dat soms ook bij het veter strikken gebeurt middels een veter strik diploma).
Oefenopdracht oudertraining bijeenkomst 10 – groep
opdrachten | 73