Page 256 - POLITIEK OF MANAGEMENT?
P. 256

Hoofdstuk 6
overheid lijkt er goed in te zijn om ingrijpende bezuiniging op de Rijksbegroting door te voeren door te stellen dat een ander het beter en goedkoper kan en om deze uitdaging vervolgens bij die andere partij neer te leggen. Paradoxaal is bovendien, dat het Kabinet Rutte II taken dichter bij de burger wil leggen maar tegelijkertijd daaraan verbindt dat daarbij een enorme opschaling van de gemeenten nodig is (Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2013a). Deze paradox is ook in de Tweede kamer niet onopgemerkt gebleven. Op Kamervragen daarover nuanceert de minister de beoogde schaalvergroting enigszins door te stellen dat gemeentelijke herindeling niet van bovenop zal worden geïnitieerd. Daarnaast antwoordt hij dat gemeenten de grotere afstand tot de burger kunnen verkleinen door te werken aan burgerparticipatie en het verstevigen van dorps- en wijkraden. Op de paradox als zodanig gaat de minister niet in (Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2013b). Ook in de onderzochte casussen bleken de argumenten en beoogde effecten overwegend van bedrijfsmatige aard. Alleen één politieke randvoorwaarde, namelijk behoud van de gemeentelijke beleidsautonomie, werd geformuleerd. De deelnemende gemeenten gedragen zich in die zin conform de dominante, bedrijfsmatig georiënteerde, stroom. Des te opvallender is dat juist de beoogde bedrijfsmatige resultaten niet of nauwelijks zijn gerealiseerd. Verbetering van kwaliteit dan wel effectiviteit, verhoging van de efficiency noch vermindering van de kwetsbaarheid konden overtuigend worden aangetoond. Een uitzondering waren de kleinste betrokken gemeenten. Hoewel beperkt suggereren de uitkomsten voor de gemeenten onder de circa 15.000 inwoners een mogelijke winst op kwaliteit en efficiency. Maar vooral op het terrein van continuïteit en vermindering van kwetsbaarheid hebben de gemeenten onder de circa 20.000 inwoners op dit taakveld voordeel van de samenwerking te behalen. Dit pleit echter niet voor het schijnbare automatisme om steeds grotere verbanden te willen creëren. Wij zien in deze casussen dat er een kritische ondergrens bestaat, die echter voor een ander taakveld weer anders zou kunnen liggen. Maar boven die ondergrens lijkt verdere opschaling weinig op te leveren.
Opvallend is ook dat, op het enige niet bedrijfsmatige aspect, de vooraf geformuleerde randvoorwaarde niet is gerealiseerd. Voorwaarde was het behoud van de eigen beleidsvrijheid. Hoewel deze in formele zin is behouden, bleek in werkelijkheid dat het beleid binnen het samenwerkingsverband op intergemeentelijk niveau is geharmoniseerd. De mogelijkheid om als individuele
254


































































































   254   255   256   257   258