Page 37 - Empowering pre-service teachers through inquiry - Lidewij van Katwijk
P. 37
Inquiry as stance in the intended curriculum
4 Resultaten
4.1 Doelen onderzoekend vermogen in beoogd curriculum 2 Voor het beantwoorden van de eerste onderzoeksvraag naar wat pabo’s beogen met studentonderzoek en de ontwikkeling van onderzoekend vermogen in het curriculum,
hebben we analoog aan Van den Akker (2003) twee niveaus onderscheiden: algemene
doelen van het denkbeeldig curriculum, die overeenkomen met of in het verlengde liggen van de opleidingsdoelen, en specifiekere doelen, of beoogde leeruitkomsten, zoals verwoord in het geschreven curriculum gericht op kennis, houding en vaardigheden van studenten. De mate van uitwerking van het denkbeeldig curriculum over onderzoekend vermogen verschilt per opleiding. Zeventien van de 19 deelnemende opleidingen hebben een visiedocument dat specifiek over onderzoek in de opleiding gaat. Inhoudelijk vertonen de documenten grote overeenkomsten. In het denkbeeldig curriculum benoemen alle opleidingen als algemeen doel van onderzoek in de opleiding verbetering en/of innovatie van de beroepspraktijk. Alle opleidingen, op één na, vermelden als doel de professionele ontwikkeling van studenten tot startende leraar basisonderwijs. Ook noemt twee derde van de opleidingen kennisontwikkeling als doel van onderzoek door studenten. De term ‘onderzoekend vermogen’ wordt door 10 van de 19 pabo’s gebruikt bij de beschrijvingen van de uitgangspunten en doelstellingen met betrekking tot onderzoek (denkbeeldig curriculum), waarbij twee opleidingen expliciet naar de drie aspecten van Andriessen (2014) verwijzen. Zowel in het denkbeeldige als in het geschreven curriculum van alle pabo’s wordt onderzoekskennis gesplitst in: inhoudelijke kennis over uitkomsten van eerder onderzoek naar (een specifiek deel van) het vakgebied én kennis over het fenomeen onderzoek. Dit laatste behelst de kennis over methoden en technieken bij het doen van onderzoek. In het denkbeeldig curriculum wordt nog een nieuw aspect genoemd, namelijk: onderzoekend handelen in de onderwijspraktijk. Hierbij gaat het niet om onderzoek doen zelf, maar om concrete, waarneembare uitingen van een onderzoekende houding en onderzoekskennis in de praktijk zoals bijvoorbeeld het willen weten en op een systematische manier uitzoeken waarom een leerling anders presteert dan verwacht, of bijvoorbeeld een beargumenteerd kritisch geluid laten horen bij implementatie van onderwijsbeleid in de school.
In totaal komen we hiermee op zes aspecten van onderzoekend vermogen in het beoogd curriculum (zie Tabel 2.1).
35