Page 140 - Personality disorders and insecure attachment among adolescents
P. 140

om hechtingsonveiligheid te onderzoeken, terwijl een nauwkeurige gedetailleerde analyse van gehechtheid juist belangrijk lijkt te zijn bij hoog risico adolescenten. Het meten van gehechtheid in de jeugdpsychiatrie staat nog in de kinderschoenen (Van Hoof, 2017), hoewel de kans dat dit zal veranderen waarschijnlijk klein is door de complexiteit van het concept gehechtheid. In deze studie wordt het AAI gebruikt, dat een arbeidsintensief instrument is voor de klinische praktijk. Het scoren van het AAI is een complex proces en vereist de voltooiing van een intensieve training van twee weken in scorings- en coderingsprocedures (Main, Goldwyn, & Hesse, 1998).
Zoals hierboven betoogd, is onderzoek bij klinische adolescenten ingewikkeld. Meer onderzoek is nodig om preventie- en behandelprogramma's te bevorderen en de last van deze groep voor patiënten, hun families en de samenleving te verminderen. Tegelijkertijd is het de vraag of het gebruik van voornamelijk kwantitatieve onderzoeksmethoden voor deze doelgroep de juiste manier is van handelen bij wetenschappelijk onderzoek. De validiteit van een vragenlijst bij hoog risico adolescenten met verschillende mentale toestanden lijkt twijfelachtig. Sterker nog, in deze studie lijken geschreven reflecties op het behandelingsproces meer indicatief voor therapeutisch herstel dan een vragenlijst. Misschien bieden kwalitatieve in plaats van kwantitatieve onderzoeksmethoden, of een combinatie van beide, meer duidelijkheid over de manier waarop preventie- en behandelingsprogramma's voor klinische adolescenten kunnen worden geoptimaliseerd en hoe uitval kan worden verminderd.
Comorbiditeit in de onderzoeksgroep
Zoals verwacht werd in dit onderzoek een substantiële comorbiditeit tussen de verschillende persoonlijkheidsstoornissen, onveilige gehechtheidsrepresentaties en NSSI gevonden. Het naast elkaar voorkomen van de persoonlijkheidsstoornissen komt overeen met bevindingen in andere onderzoeken (Chiesa, Cirasola, Williams, Nassisi, & Fonagy, 2017; Tyrer, Crawford, & Mulder, 2011). Verder werden er geen verschillen gevonden in hechtingsrepresentaties en NSSI tussen persoonlijkheidsstoornisgroepen. Vanwege deze substantiële overlap van symptomen in combinatie met de overlap met de kenmerken van de puberteit, is het classificeren van persoonlijkheidspathologie tijdens de adolescentie moeilijk, misschien zelfs onmogelijk, vooral bij ernstig dysfunctionele adolescenten. Als gevolg hiervan lijkt de categorisering van DSM naar type persoonlijkheidsstoornis arbitrair bij adolescenten met multimorbiditeit. Het algemene model van persoonlijkheidspathologie dat momenteel in gebruik is, lijkt vooral beperkt te zijn voor adolescenten omdat het de algehele ontwikkelingsproblemen en gezinsdynamiek van adolescenten negeert. De criteria voor een persoonlijkheidsstoornis in de DSM-5 hebben betrekking op het individu en zijn niet gebaseerd op de context van de patiënt, hoewel de context met name belangrijk is bij adolescenten (Chen, Brody, &
134






























































































   138   139   140   141   142