Page 13 - kennis en praktijk in de gehandicaptenzorg
P. 13

In hun onderzoek naar de omgang van leraren met kinderen met probleemgedrag
gaan Goei en Kleijnen ervan uit dat er sprake is van handelingsverlegenheid als de 1 professional zelf het gevoel heeft tekort te schieten. Handelingsverlegenheid is in hun
ogen daardoor een subjectief begrip. Daarnaast wijzen zij erop dat handelingsverle-
genheid altijd binnen een bepaalde context optreedt, die niet alleen wordt bepaald
door het handelen van de professional en het gedrag van de leerling, maar ook door bijvoorbeeld wettelijke richtlijnen en de normen en waarden binnen de organisatie,
waarin iemand werkzaam is.
Handelingsverlegenheid kan worden opgevat als datgene wat de leraar benoemt of ervaart - zoals twijfels, stress, tekorten in kennis en/of vaardigheden, tekorten in competenties - in het niet doelmatig kunnen handelen binnen de handelingsruimte in de omgang met leer- lingen met gedragsproblemen. (Goei & Kleijnen, 2009 p. 16)
In dit onderzoek sluit ik op deze omschrijving aan. Handelingsverlegenheid vat ik op als het gevoel van medewerkers dat zij niet of onvoldoende in staat zijn om binnen hun handelingsruimte een cliƫnt de ondersteuning te bieden die hij of zij nodig heeft.
Onzekerheid
In dit onderzoek breng ik kennis en handelingsverlegenheid in verband met het om- gaan met onzekerheid. Nussbaum (2010) geeft aan hoe mensen daar vaak moeite mee hebben. Ze verbindt dit met de afkeer van hulpeloosheid, sterfelijkheid en eindigheid, die mensen in verschillende culturen van jongs af ontwikkelen. In hun vroege jeugd ervaren mensen angst door het gevoel dat ze volledig machteloos zijn. Hieruit ontstaat een verlangen om groot en volwaardig te worden. De keerzijde van dit verlangen is een schaamte voor hulpeloosheid. Zowel het verlangen als de schaamte gaan volgens Nuss- baum nooit helemaal weg. Ze worden bovendien bevestigd door maatschappelijke en familiaire normen, die perfectie, onkwetsbaarheid en controle zien als blijk van vol- wassenheid. Hierdoor doen mensen voor alsof ze alles onder controle hebben, terwijl ze leven in een wereld waar dit niet mogelijk is. Om die schijn op te kunnen houden, hebben mensen volgens Nussbaum dikwijls de neiging om vast te houden aan omstan- digheden en opvattingen die zekerheid lijken te geven, maar die wanneer je er goed over na zou denken, moeilijk te accepteren zouden zijn.
So an undercurrent of shame runs through the psyche of any person who lives by this myth; I am supposed to be a "real man", but I feel that I do not control my own surroundings, or even my own body in countless ways. If shame is a virtually universal response to human helplessness, it is far more intense in people who have been brought up on the myth of total control, rather than on an ideal of mutual need and interdependency. (Nussbaum, 2010 p. 39)
Boutellier (2011) plaatst de onzekerheid van mensen in een maatschappelijk perspec- tief. Volgens hem leven we in een onbegrensde wereld, waarin de traditionele verban- den zijn verdwenen.
Niet langer de familiegeschiedenis bepaalt het lot van kinderen, moderne burgers zijn ge- dwongen eigen verhalen te ontwikkelen over de identiteit. Informatie neemt toe, de indivi- duele keuzes nemen toe, en de afhankelijkheid van experts neemt daardoor eveneens toe (met navenante argwaan). (Boutellier, 2011 p. 35)
13





















































































   11   12   13   14   15