Page 343 - Minder Boos en Opstandig - Revised
P. 343

WEEKOPDRACHT BIJEENKOMST 6
We hebben gezien dat de eerste stap (wat is het probleem?) heel belangrijk is. Maar we hebben ook gemerkt dat niet iedereen op dezelfde manier naar een probleem kijkt. Daarom ga je deze week op dag 4 en dag 5 oefenen om elke dag een probleem dat je met iemand anders gehad hebt, goed te beschrijven. Daarbij schrijf je niet alleen op wat jouw probleem was, maar ook wat het probleem van de ander was en wat de bedoelingen van ieder van jullie waren.
   VOORBEELDDAG
Het probleem van Bas was:
Bas wilde naar de kermis maar dat mocht niet van moeder
Bas heeft eerst nagedacht over zijn probleem voordat hij het ging oplossen: Ja / Nee (zet een rondje om het goede antwoord)
Bas dacht:
Dat vind ik niet eerlijk want Thijs mocht gisteren wel
Bas z’n bedoeling was: goed / niet zo goed
want:
Bas wilde alleen maar even gaan kijken en dan snel weer terug naar huis
  Het probleem van de ander was:
***
Moeder wilde dat Bas binnen bleef omdat ze over vijf minuten gingen eten
Die ander (moeder) dacht:
Wat zeurt Bas toch, het is beter om binnen te blijven
De bedoeling van de ander was: goed / niet zo goed
want:
Het is beter om nu binnen te blijven, want Bas kan niet binnen vijf minuten terug zijn van de kermis
  Weekopdracht kindtraining bijeenkomst 6 - individueel
opdrachten | 341














































































   341   342   343   344   345