Page 210 - Balancing between the present and the past
P. 210

                                Chapter 9
mogelijkheden krijgen om de vaardigheid contextualiseren te gebruiken voor het onderzoeken van verschijnselen. Leraren kunnen bijvoorbeeld aan leerlingen vragen om te onderzoeken waarom iemand in Duitsland in de jaren 1930 zou kunnen stemmen op de NSDAP of waarom Nieuw-Amsterdam werd geruild met Suriname in de zeventiende eeuw. Op deze manier wordt contextualiseren echt zinvol, omdat het dan expliciet wordt gebruikt voor het verklaren en interpreteren van verschijnselen (Van Boxtel & Van Drie, 2016).
9.3 Onderzoeksvragen
Hoewel contextualiseren een erg belangrijke vaardigheid is voor het hedendaagse geschiedenisonderwijs, ontbreekt het in vakdidactisch geschiedenisonderzoek aan kennis over (1) instrumenten waarmee we kunnen bepalen welk niveau van contextualiseren leerlingen hebben bereikt, (2) instrumenten waarmee we kunnen bepalen in welke mate en op welke wijze leraren aandacht geven aan contextualiseren en (3) empirisch gefundeerd lesmateriaal waarmee contextualiseren kan worden bevorderd. Deze problemen komen samen in de volgende hoofdvraag: Hoe kan bij leerlingen de historische vaardigheid contextualiseren worden verbeterd? Voor het beantwoorden van deze vraag zijn vijf deelvragen opgesteld:
1. Hoe kan bij leerlingen het niveau van contextualiseren worden gemeten?
2. Hoe succesvol zijn leerlingen in het contextualiseren van handelingen van personen in het verleden?
3. Hoe kan bij geschiedenisleraren worden geobserveerd in welke mate en op welke wijze zij aandacht besteden aan contextualiseren?
4. In welke mate en op welke wijze besteden geschiedenisleraren
aandacht aan contextualiseren?
5. Wat is het effect van een lessenserie waarin expliciete aandacht
is voor contextualiseren op het vermogen van leerlingen om te contextualiseren?
208























































































   208   209   210   211   212