Page 217 - Through the gate of the neoliberal academy • Herschberg
P. 217

en sociale praktijken. Om die reden gebruik ik een kwalitatieve en vergelijkende onderzoeksmethode waarin ik meerdere cases onderzoek. In de verschillende hoofdstukken in dit proefschrift vergelijk ik meerdere selectieprocedures van postdocs en universitair docenten binnen twee wetenschappelijke disciplines (sociale wetenschappen en natuurwetenschappen) in meerdere landen (België, IJsland, Italië, Nederland, Slovenië en Zwitserland). Daarvoor heb ik 32 vacatureteksten, 30 benoemingsadviesrapporten en verschillende organisatiedocumenten (o.a. werving- en selectieprotocollen) geanalyseerd. Verder heb ik dertien interviews en twee focusgroepen afgenomen met wetenschappers die verantwoordelijk waren voor het werven en selecteren van jonge wetenschappers. Daarnaast heb ik observaties gedaan tijdens zes selectieprocedures (in totaal 70,5 uur observaties van vergaderingen en selectie-interviews). Voor de twee internationaal vergelijkende studies heb ik twaalf onderzoeksrapporten en samenvattingen van 38 interviews en zes focusgroepen geanalyseerd.
Precaire postdocs
In hoofdstuk 2 bestudeer ik de werving en selectie van postdoc onderzoekers in vier Europese landen. Onderzoekposities voor postdocs worden gefinancierd vanuit subsidies die zijn verkregen door hoofdaanvragers/ projectleiders (d.w.z. onderzoekers die het project leiden waarvoor zij een subsidie hebben gekregen). In dit hoofdstuk onderzoek ik hoe deze hoofdaanvragers de ‘ideale’ postdoc construeren. De resultaten laten zien dat hoofdaanvragers de beslissingsbevoegdheid voor de werving van postdocs veelal alleen dragen en daarmee veel autonomie hebben om te bepalen wie de academie binnen komen of mogen blijven alsook wie er worden uitgesloten. Postdocs worden om verschillende redenen voornamelijk geworven via informele netwerken. De meeste universiteiten die ik heb onderzocht hebben geen formele selectieprocedure voor postdocs, omdat hoofdonderzoekers een projectteam moeten formeren in een beperkte tijd, en omdat ze een voorkeur hebben voor kandidaten die zij zelf, of iemand in hun netwerk, al kennen. Kandidaten buiten het netwerk van de hoofdaanvrager krijgen zo mogelijk geen toegang tot postdocposities.
Tijdens het selectieproces construeren hoofdaanvragers de ‘ideale’ postdoc als iemand die beschikbaar is tijdens de duur van het project, gecommitteerd en gemotiveerd is om het project te voltooien, en die zowel de expertise heeft om het project uit te voeren alsook voldoende zelfstandig kan werken. Mijn resultaten laten zien dat de noodzakelijkheid om een project succesvol af te ronden veel invloed heeft op de selectiecriteria die worden toegepast. Als gevolg daarvan maken hoofdaanvragers een smalle, korte-termijnconstructie van de ‘ideale’ postdoc. Dit
NEDERLANDSE SAMENVATTING 215
 S





























































































   215   216   217   218   219