Page 139 - Personality disorders and insecure attachment among adolescents
P. 139

Miller, 2017; Van Harmelen et al., 2016). Een dimensionaal model dat niet alleen de kernpathologie beschrijft, maar ook de invloed van adolescentie, hechtingsonveiligheid en familie-interacties, lijkt zinvoller te zijn voor hoog risico adolescenten dan het huidige classificatiesysteem. Het vaak samen voorkomen van hechtingsonveiligheid en persoonlijkheidspathologie kan bevestigen dat hechtingsonveiligheid inderdaad een onderliggende factor of een risicofactor is voor het ontwikkelen van een persoonlijkheidsstoornis tijdens de adolescentie (Levy, Johnson, Clouthier, Scala, & Temes, 2015; Venta, Shmueli- Goetz, & Sharp, 2013), ervan uitgaande dat de onveilige gehechtheid eerder plaatsvond dan de persoonlijkheidsstoornis. Deze aanname zou passen in het diathese- stressmodel, dat suggereert dat ouder-kind gehechtheid, samen met huidige en vroegere stressoren, temperament en genen, bijdragen aan de opkomst van psychopathologie (Steele, Bate, Nikitiades, & Buhl-Nielsen, 2015). Aan de andere kant kan het ook zijn dat de twee problemen geen andere relatie hebben dan dat ze vaak gelijktijdig voorkomen bij adolescenten met ernstige psychiatrische problemen. Een andere mogelijkheid om in overweging te nemen, is dat ernstige psychopathologie en puberteit de hechtingsveiligheid negatief beïnvloeden en dat het herstel van ernstige psychopathologie resulteert in een veiligere gehechtheid. Niettemin benadrukt deze studie het belang van veilige gehechtheid voor de geestelijke gezondheid van adolescenten. Vooral de invloed van de hechting aan de vader tijdens de adolescentie vereist verdere aandacht, omdat deze studie - met de grootste voorzichtigheid te interpreteren - heeft vastgesteld dat BPD zich mogelijk kan ontwikkelen in de adolescentie bij afwezigheid van positief hechtingsgedrag van de vader in combinatie met devaluatief denken van de adolescent over de vader. Veranderingen over tijd Een aanzienlijk aantal van de ernstig disfunctionerende adolescenten in onze steekproef veranderde positief in de loop van intensieve MBT. Hoewel MBT waarschijnlijk van invloed was, kan niet worden geconcludeerd dat deze veranderingen toe te rekenen zijn aan de behandeling zelf. Naast een afname van persoonlijkheidspathologie en symptomatologie, ontwikkelde de gehechtheidsonveiligheid zich ook ten goede. De vraag blijft of intensieve MBT heeft bijgedragen aan het behaalde resultaat; en als dat het geval is, welk effect deze behandeling dan heeft gehad? De eerste hypothese is dat de gedeeltelijke hospitalisatie op verschillende manieren vooral relevant was voor deze groep adolescenten met algehele adolescente ontwikkelingsproblemen en problemen met hun families. Waarschijnlijk maakte de intensiteit van het 24 uur per dag, 5 dagen per week in therapie zijn, de doorbraak van rigide, ongezonde patronen mogelijk. Bovendien maakt het van huis weg zijn, de kans groter op verandering in vaste interactiepatronen in de gezinssituatie en in het ernstig gestoorde separatie-individuatieproces. Verder was vermoedelijk de continue beschikbaarheid van 135 


































































































   137   138   139   140   141