Page 268 - Like me, or else... - Michelle Achterberg
P. 268

                                Addendum
 welke gebieden er meer actief waren na positieve feedback (positief versus negatief), welke gebieden meer actief waren na negatieve feedback (negatief versus positief) en welke gebieden zowel bij positieve en negatieve feedback actief waren (positief en negatief versus neutrale feedback). Het is erg belangrijk om dit onderscheid te kunnen maken, zodat we meer inzicht kunnen krijgen in de brein processen die specifiek zijn voor bijvoorbeeld negatieve sociale feedback of buitensluiting. Buitensluiting wordt namelijk vaak gerelateerd aan negatieve gevolgen zoals depressie of agressie.
Afwijzing en Agressie
Bij sommige mensen leidt negatieve feedback of buitensluiting tot boosheid en frustratie, wat kan resulteren in reactieve agressie (ofwel “wraak nemen”) (Twenge et al., 2001, Dodge et al., 2003; Leary et al., 2006; Nesdale and Lambert, 2007, Nesdale and Duffy, 2011; Chester et al., 2014). Reactieve agressie na sociale afwijzing is experimenteel onderzocht door deelnemers de mogelijkheid te geven om een hard geluid te blazen in de oren van de leeftijdgenoot die zojuist feedback had gegeven (Bushman and Baumeister, 1998; Twenge et al., 2001; Reijntjes et al., 2010). De deelnemers mogen daarbij zelf de intensiteit en duur van de geluidsexplosie bepalen. Dit soort studies hebben aangetoond dat deelnemers die werden buitengesloten of afgewezen aanzienlijk agressiever reageren dan deelnemers die werden geaccepteerd (Twenge et al., 2001; Leary et al., 2006; Reintjes et al., 2010; DeWall and Bushman, 2011; Chester et al., 2014; Riva et al., 2015).
Dat sociale afwijzing kan leiden tot agressief gedrag is waarschijnlijk gerelateerd aan een gebrek aan impulscontrole of inadequate emotie regulatie (Chester et al., 2014; Riva et al., 2015). Wetenschappelijk onderzoek met volwassen deelnemers heeft bijvoorbeeld aangetoond dat de mate van agressie na sociale afwijzing te maken had met de executieve functies van deelnemers. Onder executieve functies worden de hogere controlefuncties van de hersenen verstaan. Ze besturen het handelen en gedrag, helpen bij het stellen van doelen en het verwerkelijken daarvan. Deelnemers met betere executieve functies bleken hun agressie beter te kunnen beheersen dan deelnemers met minder goede executieve functies (Chester et al., 2014). Deze vorm van zelfcontrole is mogelijk afhankelijk van top- down controle van de dorsolaterale prefrontale cortex (DLPFC, zie Figuur 1) over subcorticale-limbische hersengebieden (zoals de VS) (Casey, 2015). Verschillende studies in volwassenen lieten inderdaad een relatie zien tussen brein activatie in de DLPFC en agressie regulatie (Riva et al., 2015, Chester and DeWall, 2016; Peper et al., 2015).
 266





























































































   266   267   268   269   270